home

Tarzan en de Vuren van Tohr
door Edgar Rice Burroughs

(41)

 

121. Terwijl hun eigen olifant wegrende en hen hulpeloos achterliet, zagen Ukah en d'Arnot een troep olifantsmannen naderen, blijkbaar een van de Tohriaanse patrouilles. "Vlug! De bomen in!" zei Ukah. "Misschien komen ze naar de drinkplaats en hebben ze ons nog niet gezien". Met behulp van de luchtwortels waren ze spoedig in het gebladerte verscholen. Ukah gluurde naar de naderende troep, doch plotseling zette hij grote ogen op. Hij sprong uit de boom naar beneden en rende naar de olifanten toe. Even dacht d'Arnot, dat de inspanning van de vlucht zijn vriend krankzinnig had gemaakt. Doch Ukah wenkte zijn makker hem te volgen. ",Daar is mijn vader, de Shahn van Rathor!", schreeuwde de reus. Een ogenblik later schudden vader en zoon elkaar de hand in gelukkige vereeniging. Ukah vertelde vlug wat er gebeurd was. "Ik heb vrienden in Tohr. Ze moeten onmiddellijk worden bevrijd." De Shahn schudde mistroostig het hoofd. "Sinds je daar gevangen was, heb ik tweemaal een aanval op Tohr ondernomen, doch iedere keer werden we verslagen. De stad van Ahtea is onneembaar!"




122. "Het is nutteloos de muren van Tohr te bestormen," verklaarde de Shahn. "Maar we moeten het proberen", viel Ukah hem in de rede, "want ik heb daar vrienden, die gedood zullen worden, als wij hen niet helpen. Een van hen, Tarzan genaamd, heeft mij tweemaal het leven gered. Ik gaf hem mijn woord om hem te hulp te komen." "Dan moet je belofte gehouden worden," zei de oprechte Shahn, "zelfs al zouden wij er ons leven bij inschieten. Zoo eisen het de zeden van Rathor. En nu moeten we onze soldaten verzamelen, en dat zal wel enkele dagen duren." "Dan kan het al te laat zijn," antwoordde Ukah angstig...
...Intussen naderden de gebeurtenissen in Tohr hun hoogtepunt. De dag waarop Tarzans noodlot zou worden voltrokken kwam dichter en dichterbij. Ahtea, die ingelicht was over het muiterijcomplot, onder de slaven in de juweelengroeve, ging zelf onderzoeken wie de aanstichter er van was. Runik, de spion, wees beschuldigend naar Kailuk, den Rathoriaan. "Breng hem hier," beval Ahtea. Toen kwam er een blik van begrijpen in haar oogen, omdat ze zag, dat Kailuk met een ketting was vastgemaakt aan Tarzan en O'Rourke. "Breng de blanken ook hier", voegde de koningin er aan toe.




123. Het sprak vanzelf, dat Kailuk deel had aan het complot. Hij was het, die op verzoek van Tarzan het plan onder de slaven van de juwelengroeve had verspreid. Doch toen Ahtea hem er naar vroeg, antwoordde hij hooghartig: "Kailuk zal zwijgen". "Er zijn manieren om je aan het spreken te krijgen," beet Ahtea hem toe. Ze wenkte twee bewakers. "Bindt hem aan die paal," beval ze, "en ransel hem met je zwepen tot zijn tong losgekomen is." Het leer van de vreeselijke zwepen sneed diep in Kailuks vlees, doch hij uitte geen woord. Ahtea wenkte op te houden. "Dit is slechts het begin, Kailuk. Ik geef je nog een kans, spreek, of de zwepen zullen je het vlees van je beenderen slaan." Kailuk huiverde. "Hij kan haast niet meer staan," fluisterde O'Rourke tegen Tarzan: "Hij zal het weldra opgeven en bekennen. De aapman was niet bang dat Kailuk hem zou beschuldigen, hij zou liever sterven dan onkameraadschappelijk te zijn. Maar de koning van de jungle wilde de ondragelijke martelingen van zijn kameraad niet langer aanzien. "Waarom vraagt u mij niets, Ahtea?" riep Tarzan hard op.



 














De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.