De Terugkeer van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(7)
19. Toen Tarzan in het water lag, was zijn eerste gedachte
om uit de buurt van de schroef te komen. Hij zwom met
rustige slagen, zijn grootste verdriet was, dat zijn
vijanden hem zoo gemakkelijk hadden overrompeld. Hij zag de
lichten van het schip langzaam verdwijnen. Nooit in zijn
leven had hij om hulp geroepen en dit kwam ook nu niet in
hem op. Er was, dacht hij, een redelijke kans, dat hij zou
worden opgepikt. En wie weet, was hij wel dicht bij de kust.
Onder het zwemmen kreeg hij last van zijn schoenen, hij deed
ze uit, evenals zijn bovenkleren. Even voelde hij nog naar
de gewichtige papieren, maar tot zijn schrik bemerkte hij,
dat deze verdwenen waren. Hij wist meteen, waarom men hem
over boord had gegooid. Rokoff zat achter deze zaak! Hij
liet zijn overtollige kleren in de Oceaan zinken en zwom
oostwaarts, totdat hij een voorwerp boven het water zag
uitsteken. Het was een gehavende, verlaten boot. Een paar
slagen brachten hem er heen. De zee was kalm en het wrak
bood een goede rustplaats. Tarzan rolde zich op en weldra
sliep hij even rustig als vroeger als baby in zijn wieg in
de jungle-hut.
20. Uren later, door de warmte van de
zon, ontwaakte Tarzan. Hij versmachtte van dorst maar vergat
dit in de vreugde van een ontdekking, die hij deed. Want
vanuit de gehavende boot zag hij aan de horizon de kustlijn.
Hij bemerkte op korte afstand een kleine roeiboot, dook in
het frisse water van de oceaan en zwom naar de kleine boot.
Hij zocht een paar stukken wrakhout uit voor roeispanen en
was spoedig op weg naar de kust. Laat in de middag was hij
dicht genoeg genaderd, om iets van de omgeving te kunnen
onderscheiden. Het zag er zeer bekend uit! Was het mogelijk,
dat het lot hem naar het strand van zijn geliefde jungle had
gevoerd? Toen zijn bootje de kleine haven invoer, verdween
het laatste sprankje twijfel. Daar voor hem, aan de rand van
het oerwoud, stond zijn eigen hut, vóór zijn geboorte
gebouwd door de handen van zijn reeds lang gestorven vader,
Lord Greystoke. De aapman roeide naar het strand, zijn hart
klopte wild van uitbundige vreugde. Hier was alles nog
zooals hij het had achtergelaten. De kleine haven, de zwarte
ondoordringbare jungle. Miriaden vogels in hun schitterende
pluimage, prachtige tropische bloemen, die als guirlandes
van de bomen afhingen. Tarzan van de Apen was zichzelf weer
geworden. Hij gooide zijn hoofd achterover en liet de kreet
der apen door de stilte klinken.
21. Tarzan, gered uit de zee, hoorde
de echo's van zijn trotse kreet wegsterven in de jungle. Een
ogenblik bleef alles stil. Toen, zacht en verwijderd kwam
een antwoord. Het was het diepe geluid van Numa, de leeuw.
En van heel ver weg het vreselijke gekrijs van een mensaap.
Na zijn dorst aan de beek te hebben gelest, begaf hij zich
naar de hut, opende het slot en trad binnen. Er was niets
veranderd, sinds hij de hut, twee jaar geleden, verlaten
had. Een van zijn eigen gedraaide grastouwen hing aan de
muur. Hij hing dit over zijn schouder en ging naar buiten,
meer en meer een wild beest gelijkend op zoek naar voedsel.
Spoedig zat hij in een reusachtige boom. Met de eerste
duizelingwekkende sprong naar boven kwam al de oude vreugde
weer over hem. Boven een drinkplaats bemerkte hij een wild
zwijn, ving het en deed zich te goed aan het rauwe vlees. Nu
ging hij op zoek naar ander wild. Hij verlangde naar wapens.
Vier dagen trok hij door het oerwoud, en keek uit naar
mensen. 's Nachts sliep hij in de bomen. Terwijl hij het
vlees van Bara, het wilde hert at, kwam de lucht van iets
menselijks in zijn neusgaten. De aapman was vervuld van
vreugde. Geruisloos bewoog hij zich door de bomen tegen de
wind in, tot hij op gelijke hoogte was gekomen met een
eenzamen krijger, die zacht door de jungle beneden hem
sloop.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.