De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(3)
7. De mensen in de schouwburg
beleefden nu een vreemd schouwspel. De grote aap legde zijn
poten op de schouders van de jongen en keek hem lang en
ernstig in het gelaat. Een open glimlach gleed over de
gelaatstrekken van de jongen, terwijl hij de harige kop van
Ajax streelde en zachtjes tegen hem sprak. De aap scheen te
twijfelen en aarzelde. Hij klaagde, mompelde, schudde Jack
door elkaar, en klom tenslotte in de loge, waar hij naast de
jongen ging zitten. Het publiek klapte uitbundig, toen de
aap weigerde terug te komen op bevel van zijn trainer.
Eindelijk, tot wanhoop gedreven bij dit vertoon van
ongehoorzaamheid van dit voor hem zo waardevolle dier,
dreigde de man met de zweep. Doch nu stond hij tegenover
twee woedende vijanden in plaats van tegenover één, want de
jongen die opgesprongen was, had zijn stoel opgenomen en
stond gereed zijn aapvriend te verdedigen. Ajax ontblootte
zijn slagtanden en uitte woedende kreten. Het applaus
veranderde nu in angstkreten. Er ontstond een
paniekstemming. Wat er gebeurd zou zijn, als er niet tijdig
was ingegrepen, is niet te zeggen...
Intussen zat lord Greystoke in zijn studeerkamer te
luisteren naar de verontwaardigde onderwijzer van Oxford.
"Ik verzeker u, nogmaals", zei de man, "Uw zoon heeft geen
leraar nodig maar een dierentemmer". En hij deed verslag van
hetgeen hem zo juist was overkomen. Toen de jonge mr. Moore
de kamer van zijn leerling binnenkwam, zoals iedere avond
tegen tien uur zijn gewoonte was, keek hij verwonderd op,
dat hij de toekomstige lord Greystoke gekleed vond om uit te
gaan in plaats van te gaan slapen. De jongen wilde juist
door het raam verdwijnen. Maar toen hij zag, dat hij ontdekt
was, draaide hij zich om en greep opeens zijn leraar beet,
die hij boven zijn hoofd optilde.
8. "Wat heeft dit te betekenen?" vroeg
de verwonderde leraar. "Ik ga naar Ajax en u mag me niet
tegenhouden", lachte de jongen. Mr. Moore, die nu boos was,
werd op zijn bed gegooid, terwijl zijn hoofd in de zachte
peluw werd gedrukt. Hij stribbelde tegen, maar hij was niet
tegen de sterke jongen opgewassen. Wat Tarzan van de Apen
ook aan zijn zoon mocht hebben overgedragen, zeker zijn
geweldige lichaamskracht, want Jack was even sterk als
Tarzan op die leeftijd. De leraar was een speelbal in de
handen van de jongen. Terwijl hij hem onder de knie hield,
scheurde Jack een reep van het laken af en bond de man de
handen op de rug. En onderwijl lachte hij. "Ik ben Waji —
het opperhoofd van de Waja. U bent een Arabische Sheik, die
mijn volk wilde vermoorden en mijn ivoor hebt gestolen!
Misdadiger! Nu heb ik u eindelijk in mijn macht. Ik ga, maar
ik kom terug! En de zoon van Tarzan sprong door het raam en
verdween door de tuin. Dit alles vertelde mr. Moore aan lord
Greystoke en vroeg om zijn ontslag. "Ik ben hier gekomen als
leraar, maar niet om mij met een stuk van een beddelaken te
laten knevelen", voegde hij er aan toe. Tarzan, die tot zijn
geruststelling constateerde, dat de leraar niet gekwetst
was, begreep dat het tijd was om in te grijpen. Hij liet
zijn auto voorkomen en liet zich naar het theater brengen,
terwijl de woedende leraar zijn koffers inpakte en vertrok.
"Ja, ja, mijn zoon is geen kleine lord", dacht Tarzan,
terwijl hij door de straten van Londen reed. Jack was
ongehoorzaam geweest aan het besluit van zijn moeder en was
uitgegaan om Ajax te zien. Dit was ongewoon — maar
voldoende.
In de schouwburg aarzelde de trainer, toen hij naar de
woedende aap keek. Opeens verscheen er een grote,
breedgeschouderde man achter het dier. De jongen uitte
slechts één enkel woord: "Vader!" De aap keek even naar de
Engelse lord — en liep naar hem toe.
9. De ogen van Tarzan werden groot van
verbazing en hij bleef stokstijf staan. Het reusachtige dier
riep hem met klagende stem... "Akoet!" antwoordde de man. De
woedende jongen keek van zijn vader naar de aap en terug.
Van de lippen van de Engelsman vloeiden klanken in de taal
der apen en het grote dier antwoordde hem in diezelfde taal,
terwijl het tevreden en blij zijn arm om de schouders van de
man had geslagen. Van achter het toneel sloeg een ongunstig
uitziend type het vreemde schouwspel gade. "Lang heb ik naar
je uitgekeken, Tarzan", zei de aap. "Nu ik je eindelijk
gevonden heb, ga ik met je mee naar jouw jungle om daar
voortaan te wonen". De man streek het dier over zijn kop,
terwijl hij de tegenwoordigheid van zijn zoon totaal
vergeten had. In de gedachten van de man kwam de herinnering
terug aan de gebeurtenissen in het Afrikaanse oerwoud, waar
deze grote mensaap schouder aan schouder met hem had
gevochten, jaren geleden. Hij zag de zwarte Mugambi zijn
dodelijke knots opheffen en naast hem Sheeta, de vreselijke.
En dicht achter de wrede panter, deze zelfde aap Akoet en
zijn makkers. De man zuchtte. Diep in hem herleefde het
verlangen naar de jungle. Ach! Als hij nog eens terug kon
gaan — al was het slechts voor een maand! Om de koele
bladeren weer tegen zijn lichaam te voelen. De geur van de
jungle in te ademen! Het geluidloze lopen der wilde dieren
op zijn pad te bespeuren; te jagen en gejaagd te worden; te
doden! Het beeld was verleidelijk; doch er kwamen beelden,
die deze verdrongen, van zijn vrouw, mooi en jong; vrienden,
een huis, zijn zoon!
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.