DEEL 2: TEKST AANVULLING.
Terug naar deel 1: Historie van de
diverse uitgaven.
De Nederlandse
uitgave bevat niet de volledige tekst van het verhaal, zoals
gepubliceerd in "The Mastermind of Mars".
Het voorwoord in de vorm van een brief ontbreekt, waardoor het
verhaal een beetje zonderling begint.
Hieronder volgt de vertaling van het ontbrekende deel.
EEN BRIEF
HELIUM, 8 juni 1925
BESTE MR. BURROUGHS,
Het was in het
najaar van 1917 op een trainingskamp voor officieren dat ik
voor het eerst kennis maakte met John Carter, Krijgsheer van
Barsoom, met het lezen van uw roman "Prinses van Mars." Het
verhaal maakte een diepe indruk op mij en, hoewel mijn
gezond verstand mij ervan verzekerde dat het slechts een
fantasierijk stukje fictie was, werd mijn innerlijk
bewustzijn zodanig doordrongen van de suggestieve waarheid
ervan, dat ik ging dromen over Mars en John Carter en van
Dejah Thoris, van Tars Tarkas en Woola alsof ze entiteiten
waren van mijn eigen ervaringswereld in plaats van
verzinsels van uw verbeelding.
Het is waar dat in die dagen van zware
voorbereiding er weinig tijd was om te dromen, maar toch
waren er korte momenten vóór de slaap me 's nachts overmande
en dat vormden mijn dromen. Zulke dromen! Altijd van Mars,
en tijdens de perioden dat ik 's nachts wakker lag, zochten
mijn ogen altijd naar de Rode Planeet, als hij boven de
horizon verscheen en daar bleef hangen, op zoek naar een
antwoord op het ogenschijnlijk ondoorgrondelijke raadsel dat
hij eeuwenlang heeft voorgelegd aan de Aardbewoners.
Misschien werd dit een obsessie. Ik
weet dat het zich aan mij vastklampte gedurende mijn gehele
verblijf in het trainingskamp, en 's nachts, op het dek van
mijn transport, lag ik op mijn rug opkijkend naar het rode
oog van de oorlogsgod - mijn god - en wensend dat ik, net
als John Carter, zou kunnen worden weggetrokken over de
grote leegte naar de haven van mijn verlangen.
En toen kwamen de afschuwelijke dagen
en nachten in de loopgraven - de ratten, het ongedierte, de
modder - met af en toe een eervolle onderbreking van de
eentonigheid als we over de rand bevolen werden. Ik vond dat
toen heerlijk en ik hield van de exploderende granaten, de
krankzinnige, wilde chaos van de donderende kanonnen, maar
de ratten, het ongedierte en de modder - mijn God! wat ik
haatte die. Het klinkt opschepperig, ik weet het, en het
spijt me, maar ik wilde u gewoon de waarheid over mezelf
schrijven. Ik denk dat u dat zult begrijpen. En het kan veel
van wat er nadien gebeurde misschien verklaren.
Er overkwam me uiteindelijk wat op die
bloederige velden zoveel anderen ook was overkomen. Het kwam
binnen een week nadat ik mijn eerste promotie en mijn
kapiteinsrang had gekregen, waarop ik erg trots was, maar
wat me net als in mijn jeugd ook bewust deed realiseren
welke grote verantwoordelijkheid het met zich meebracht als
ook welke mogelijkheden het bood, niet alleen in dienst van
mijn land, maar ook op het persoonlijke vlak, naar de mannen
onder mijn bevel. We waren zo'n twee kilometer opgerukt en
met een klein detachement bezette ik een vooruitgeschoven
positie toen ik het bevel kreeg me terug te trekken naar de
nieuwe linie. Dat is het laatste dat ik me herinner voordat
ik na een volslagen duisternis weer bij bewustzijn kwam. Er
moet een granaat in ons midden ontploft zijn. Wat er van
mijn mannen geworden is ben ik nooit te weten gekomen. Het
was koud en erg donker toen ik wakker werd en in het begin,
gedurende een kort moment, voelde ik me zelfs heel
comfortabel - kennelijk voor ik volledig bij bewustzijn was
- maar daarna begon ik de pijn te voelen. Het groeide uit
tot het werkelijk ondraaglijk leek. Het zat in mijn benen.
Ik reikte naar beneden om ze te voelen, maar mijn hand
schrok terug van wat hij vond, en toen ik probeerde om mijn
benen te bewegen ontdekte ik dat ik vanaf de middel naar
beneden verlamd was. Toen kwam de maan vanachter een wolk
tevoorschijn en ik zag dat ik in een bomkrater lag en dat ik
niet alleen was - de doden lagen rondom mij.
Het duurde lang voor ik de morele moed
en de fysieke kracht vond om mezelf op een elleboog omhoog
te werken zodat ik de ravage kon opnemen die me had
getroffen. Een blik was genoeg, en ik zonk terug in een
beklemmende mentale en fysieke angst - mijn benen waren
weggeblazen midden tussen mijn heupen en de knieën. Om een
of andere reden bloedde ik niet overmatig, maar ik wist dat
ik al heel veel bloed had verloren en dat ik geleidelijk aan
genoeg verloor om me in korte tijd uit mijn ellende te
verlossen als ik niet snel gevonden werd; en zoals ik daar
op mijn rug lag, gekweld door pijn, bad ik dat ze niet op
tijd zouden komen, want ik kromp meer ineen bij het
schrikbeeld om verminkt door het leven te gaan, dan bij de
gedachte aan de dood. Toen werden mijn ogen plotseling
gericht op het heldere rode oog van Mars en er steeg een
plotselinge golf van hoop bij mij op. Ik strekte mijn armen
in de richting van Mars, en ik leek geen moment te twijfelen
toen ik tot de God van mijn roeping bad om zich te openbaren
en me te hulp te komen. Ik wist dat hij het zou doen, ik had
het volste vertrouwen erin, en toch was de mentale
inspanning die ik deed om de verschrikkelijke boeien van
mijn gehavende lichaan af te werpen zodanig, dat ik een
kortstondige misselijkmakende angst voelde maar dan klonk
een scherpe klik als van een losschietende staaldraad, en
plotseling stond ik naakt op twee goede benen naar beneden
te kijken op het bloederige, vervormde ding dat ik was
geweest. Voor een kort ogenblik stond ik zo voordat ik mijn
ogen opnieuw opsloeg naar de ster van mijn lotsbestemming en
met uitgestrekte armen stond ik daar in de kilte van de
Franse nacht - wachtend.
Plotseling voelde ik mij met de
snelheid van een gedachte door de ongebaande woestenij van
de interplanetaire ruimte heengetrokken. Er was een moment
van extreme kou en diepe duisternis, en dan -
Maar de rest is vervat in het
manuscript dat ik, met behulp van iemand, groter dan elk van
ons, naar u heb kunnen zenden met deze brief. U en een nog
paar anderen van de uitverkoren mensen zullen erin geloven -
voor de rest doet het er nog niet toe. De tijd zal komen -
maar waarom u vertellen wat u al weet?
Mijn groet en felicitaties - het
laatste voor het gelukkige feit dat u als medium bent
verkozen waardoor de Aardbewoners beter bekend zullen zijn
geraakt met de zeden en gewoonten van Barsoom, tegen de tijd
dat ze net zo gemakkelijk door de ruimte zullen reizen als
John Carter en een bezoek zullen brengen aan de locaties die
hij door u aan hen heeft beschreven, net zoals ik.
Uw oprechte vriend,
ULYSSES Paxton,
Voormalig Kapitein, --de Inf., US Army.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2016 by Marten Jonker.