De Terugkeer van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(11)
31. Dezelfde nacht, dat Tarzan opperhoofd van de Waziri's
werd, leed Jane schipbreuk, duizend mijl ten Westen van hem.
Een vreselijke botsing met een gezonken schip, dat vlak onder
de waterspiegel lag, deed het jacht van Lord Tennington in de
diepte verdwijnen, bijna voordat de reddingsboten konden
worden uitgezet. Bij het aanbreken van de dag huiverde Jane
van angst. Ze waren van de andere boten afgedreven. Rond hen
heen was de wijde uitgestrektheid van de verlaten oceaan.
Clayton, haar verloofde, drie matrozen, Monsieur Thuran en
zijzelf, de enige vrouw in de boot, waren ver van iedere
menschelijke hulp. Gedurende de nacht, terwijl de vermoeide
mannen sliepen, waren de riemen door een stortzee overboord
geslagen. Ze hadden geen voedsel en maar heel weinig water! Op
de eerste dag van hun vreselijk avontuur begon de nood reeds
te nijpen. Dagen gingen voorbij en de volle ellende van een
schipbreuk drukte op hen. Zwak en hulpeloos lagen ze in de
onbarmhartige tropische zon met gekloofde lippen en gezwollen
tongen, te wachten tot de dood hen uit hun ellende zou
verlossen. Een der matrozen bezweek. De ogen van een ander
hadden een wezenloze blik en de derde, krankzinnig van dorst,
sprong overboord. Het meisje had reeds lang het bewustzijn
verloren. Clayton, te zwak om zich te bewegen, waakte angstig
over het kleine beetje drinkwater. Toen de maan opkwam,
ontwaarden zijn starende ogen een woeste figuur, die langzaam
naar hem toekroop.
32. Clayton zag, dat het Thuran was, nu vlak bij hem. Hij
hoorde een akelig gelach, iets raakte zijn gezicht aan — hij
verloor het bewustzijn. Met een kreet van triomf greep de
bijna waanzinnige man de kan met het weinige water en dronk
deze tot op de laatste druppel leeg. Uren daarna, toen Clayton
weer tot zichzelf kwam, bemerkte hij, dat hij drijfnat was
door de stromende regen, die op zijn lichaam en naar boven
gekeerd gezicht was gevallen. Een hevig tropisch onweer was
boven hen losgebroken. Het had ook het meisje weer tot
bewustzijn gebracht. Terwijl Clayton zich trachtte op te
richten, ontsnapte hem een lichte kreet van vreugde. Jane keek
hem aan, hij wees haar naar iets en op nog geen honderd meter
van hen vandaan zag zij een gele kust en daarachter het lichte
gebladerte van een tropisch woud. Juist op dat ogenblik
schuurde de boot over het zand. Met vereende krachten
strompelden de drie schipbreukelingen naar het strand. Daar
aangekomen waren ze zo uitgeput, dat zij gingen liggen slapen
tot de duisternis inviel. Op deze zelfde stralende tropische
morgen, ver het binnenland in, verdreven Tarzan en zijn
krijgslieden hun kannibalistische gevangenen uit Tarzan's
nieuwe koninkrijk en maakten hen zo bang, dat ze het wel niet
meer zouden wagen ooit nog zijn volksstam aan te vallen. Na
zijn terugkeer begon Tarzan voorbereidselen te treffen
voor het vormen van een expeditie om de ruïnes van de gouden
stad te zoeken, die de oude Waziri hem beschreven had.
33. Langs rivieren, over bergen, klimmend langs loodrechte
rotsen, vorderde de expeditie op zoek naar avontuur en
rijkdom, langzaam maar gestadig. Op de vijf en twintigste dag
beklom Tarzan, die aan het hoofd stond van de krijgers, de
laatste rots. In de verte over een verlaten vallei beneden hem
zag hij een prachtig panorama. Opengewerkte torenspitsen,
kantelen, minarets en koepels glansden in het zonlicht. Die
nacht kampeerden ze voor de vestingstad. Vaak had Tarzan het
gevoel, alsof hij door onzichtbare ogen werd gadegeslagen. Nu
heerste er een vreemde stilte. Omstreeks middernacht schrokken
de mannen wakker door een schril geluid van achter de muren,
in het begin hoog, dan eindigend in een akelig geklaag. Het
vervulde de zwarten in ieder geval met ontzetting! Ze wilden
het avontuur opgeven. Maar bij de eerste stralen der nieuwe
zon kregen ze hun moed terug en liepen langs de vreselijke
muur tot ze een nauwe opening vonden. Ze zagen een trap,
waarvan de treden, geheel door het eeuwen lange gebruik, waren
uitgesleten. Tarzan klom naar boven, hij moest zijn brede
schouders schuin houden om er door te kunnen en werd op de
voet gevolgd door zijn krijgers. Met vele wentelingen voerde
de trap hen omhoog, tot zij tenslotte uitkwamen voor een grote
tempel. Tarzan en zijn metgezellen keken vol verwondering rond
en plotseling ontwaarden zij ijle schaduwachtige figuren, die
in het half duister heen en weer bewogen. Zij hadden niets
tastbaars, doch gleden daar rond als huiveringwekkende
schimmen van een ver verleden. Nog scheen er dus in deze
geheimzinnige dode stad leven te zijn van een reeds lang
vervlogen tijdperk.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.