De Terugkeer van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(12)
34. Toen Tarzan de tempel binnentrad, voelde hij, dat vele
ogen op hem gericht waren. Hij hoorde een geschuifel. Een
vertrek had zeven pilaren en vele prachtige decoraties van
zuiver goud. De vloer van een ander vertrek was geheel van dit
kostbare metaal. Zijn krijgslieden kropen bij elkaar en
smeekten om teruggebracht te worden naar het zonlicht. Ze
waren bang voor de geesten der overledenen, die hier
rondzwierven. Tarzan lachte en verzocht hen terug te gaan naar
de frische lucht. Enkele van de krijgers haastten zich aan dit
verzoek te voldoen. Maar Busuli en anderen aarzelden, heen en
weer geslingerd tussen de trouw aan aan hun koning en de
onweerstaanbare vrees voor het onbekende. Toen gebeurde er
onverwachts iets, dat aan alle aarzeling een einde maakte. Uit
de stilte, vlak bij hen, klonk dezelfde vreselijke kreet, die
zij die nacht gehoord hadden! Als één man draaiden de
krijgslieden zich om en renden door de verlaten hal. Tarzan
van de Apen stond daar, alleen gelaten, met een grimmig lachje
op zijn lippen, te wachten tot de onzichtbare vijand zich op
hem zou werpen. Doch weer heerste de stilte alom. Toen liep
hij naar de verste hoek van de tempel, waar hij voor een
gesloten deur stond. Weer klonk de waarschuwende kreet.
Misschien lag daar achter die deur het geheim van de schat.
Toen hij zijn schouder tegen de deur zette, werd de kreet heel
dringend herhaald. Voor zijn reusachtige kracht ging de deur
krakend en langzaam open. Tarzan voelde voor zich een speer en
ging de ruimte binnen. Plotseling werd de deur achter hem
gesloten en tegelijkertijd grepen vele handen uit allerlei
richtingen hem vast.
35. De aapman vocht met al de woedende kracht van zijn
Herculesspieren om zichzelf te bevrijden, maar al voelde hij,
dat zijn stompen raak waren, en zijn tanden in zacht vlees
beten, steeds kwamen er nieuwe demonen om hem klein te
krijgen. Eindelijk was hij overweldigd. Zij bonden hem de
handen op de rug en zijn voeten aan elkaar, zodat hij niet kon
ontsnappen. Nu werd Tarzan opgetild. Half gedragen, half
gesleept brachten zij hem naar een andere binnenplaats van de
tempel. Hier zag hij voor het eerst zijn wanstaltig gevormde
aanvallers. Zij waren verre van aangenaam om te zien.
Mompelend, met korte afgebeten woorden spraken zij in een
onbekende taal, en trokken toen af, terwijl ze hem alleen
lieten liggen. De aapman onderzocht de stevigheid van de
touwen, waarmede hij gebonden was. Maar hij wilde ze niet bij
daglicht verbreken, omdat hij voelde, dat ontelbare spiedende
ogen van boven op hem neerkeken. Toen de middagzon op haar
hoogst was en de binnenplaats in een vuurgloed zette, hoorde
hij het geluid van blote voeten. Een laag, onheilspellend
gezang weerklonk. Weer verschenen de vreselijke mensen. Als
lompe, schuifelende beren dansten zij om hem heen. Dit hield
ongeveer tien minuten aan. Toen plotseling, eensgezind, met
opgeheven knuppels en onder vreselijk gehuil, renden ze naar
hun slachtoffer toe. Op hetzelfde ogenblik keerde een
vrouwenfiguur, die zich midden tussen de bloeddorstige horde
bevond, zich tegen de opdringende mannen. Tarzan dacht, dat
door een eigenaardige gril van het noodlot een wonder hem had
gered.
36. Het meisje nam een mes en sneed de touwen door,
waarmede de benen van Tarzan gebonden waren. Ze leidde hem
door allerlei kronkelende gangen naar een grote kamer, waar
een met bloed bevlekt altaar stond. De mannen volgden twee aan
twee. Nu begreep Tarzan, dat hij in handen gevallen was van de
zonaanbidders, bestemd om het mensenoffer te zijn voor hun
schitterende stad. Vanuit ontelbare nissen langs de wanden
grijnsden hem mensenschedels toe. Een stoet vrouwelijke wezens
naderde door een boogvormige ingang. Ze droegen gouden
kettingen om hun middel, terwijl gouden ornamenten hen
bedekten. Ieder droeg twee gouden bekers. Het zingen begon
opnieuw, toen vanuit een donkere gang een jonge, beeldschone
vrouw aankwam. "De Hogepriesteres", dacht Tarzan. Haar armen
en benen waren geheel bedekt met massief gouden, met juwelen
bezette banden. In haar gordel droeg zij een lang, schitterend
versierd mes. Allen knielden voor haar. Ze zei iets tegen
Tarzan, maar hij kon het niet verstaan. Een ogenblik keek ze
hem strak aan, en wachtte op zijn antwoord. Toen gaf zij een
teken. De priesters wierpen zich op Tarzan en brachten hem
naar het altaar. Tarzan wist, dat over enkele ogenblikken deze
vrouw hem zou doden.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.