De Wilde Beesten van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(12)
34. Sheeta, de panter had de dodendans
onderbroken. Maar Tarzan stond nog steeds aan de paal
gebonden, en het wilde dier scheen niets van de
hulpeloosheid van zijn meester te begrijpen. Nu de krijgers
zagen, dat dit dier een tijger was, van vlees en bloed,
aarzelden ze. Rokoff spoorde hen aan hun speren naar het
dier te werpen. Opeens zag het opperhoofd hetgeen Tarzan de
aapman reeds verwacht had. Met een kreet van afgrijzen
draaide het opperhoofd zich om en vluchtte naar de
dorpspoort. En toen zijn volk de reden hiervan zag, vluchtte
dit ook, zo snel het kon. Want daar — achter hen aan — hun
reusachtige lichamen spookachtig verlicht door het maanlicht
en de kleine vuren — kwamen de mensapen van Akoet. Nu klonk
de wilde kreet van den aapman luid boven het geschreeuw der
verschrikte wilden uit. In antwoord hierop liepen de apen en
Sheeta de vluchtende wilden achterna. Sommige krijgers
vochten met hun vreselijke vijanden, doch zij konden tegen
deze overmacht niet op en lagen spoedig dood op de grond.
Anderen werden op hun vlucht ingehaald en overrompeld.
Spoedig was het dorp leeg. Slechts toen was Tarzan in staat
de wilde horde bij zich terug te roepen. Nu ontdekte hij tot
zijn verdriet, dat hij geen van allen, zelfs niet de naar
verhouding intelligente Akoet duidelijk kon maken, dat zij
hem van de paal moesten losmaken. Spoedig zouden de wilden
met versterking terugkeren. De blanke mannen zouden hem en
zijn dieren vanuit de omringende bomen doodschieten en hij
zou misschien dood zijn, voordat de mensapen hadden
begrepen, dat zij zijn banden moesten doorknagen.
35. De panter begreep het evenmin als
de apen. Nu de wilden verdwenen waren, liep Sheeta langzaam
op en neer langs de paal, wreef zijn kop tegen de benen van
den aapman en spon als een tevreden poes. Tarzan verbaasde
zich over de afwezigheid van Mugambi. Hadden de apen zijn
zwarten vriend kwaad gedaan? Op al zijn desbetreffende
vragen wees Akoet, de grote aap in de richting van de
jungle. De nacht verliep en Tarzan stond nog steeds
vastgebonden. Zijn vrees werd bewaarheid — de wilden kwamen
terug! Ze maakten reeds aanstalten om hun dorp weer te
veroveren. Tarzan dacht slechts aan zijn kleinen zoon ergens
hier in de wrede, gevaarlijke jungle. Dat en het feit, dat
Jane misschien in handen van Rokoff gevallen was, drukte
zwaar op zijn dapper hart. De hulp van zijn geliefde dieren,
de enige hoop, die hij had, bleek gefaald te hebben! "Dit",
dacht hij, "zijn vast en zeker de laatste ogenblikken van
mijn leven". Er bleef geen andere hoop meer over! Nu gilden
de wilden hun oorlogskreten en kwamen al dichter en dichter
bij. Opeens hoorde Tarzan een schrille kreet, die van achter
een hut kwam. Tot zijn grote verbazing en vreugde zag hij de
stoere figuur van Mugambi, die naar hem toe rende. De grote
man hijgde hevig, alsof hij een reusachtige afstand had
afgelegd. Hij snelde naar Tarzan en toen de eerste wilden de
dorpspoort bereikten, had het mes van Mugambi juist het
laatste touw doorgesneden, waarmede Tarzan aan de paal
vastgebonden was geweest. Vlug raapte Tarzan de speer op van
een van de gevallen wilden, en met Mugambi naast zich en
zijn wilde horde achter zich, stormde hij op de wilden af,
die juist door de poort renden.
36. Vreselijk was de strijd, die nu
volgde. Vreselijk het gezicht van een zwarten man en een
blanken man, die vochten, tezamen met een panter en grote,
wrede apen, en de wilden vluchtten ten slotte overhaast hun
dorp uit. Maar één man viel Tarzan als gevangene in handen.
De aapman beloofde hem zijn vrijheid in ruil voor
inlichtingen over Rokoff en zijn metgezellen. Het scheen,
dat de lafhartige mensen van Rokoff meer vrees hadden voor
den witten reus en zijn vreemde strijders dan de zwarten
zelf. Deze laatsten hadden kans gezien in de kano's te komen
en peddelden stroomopwaarts om de dieren van Tarzan te
ontgaan. En zo trok Tarzan van de Apen met zijn gevolg weer
verder om zijn zoon te zoeken en zijn ontvoerder achterna te
zetten. Dagenlang trokken zij door een onbewoonde wereld. In
de strijd had de troep enkele leden verloren. Nu waren er
met Akoet mee slechts vijf grote apen, dan was Sheeta er,
Mugambi en Tarzan. Doch de aapman vond geen enkel spoor van
Rokoff, den blanken man en de vrouw met het kind. Misschien
waren zij reeds omgekomen in deze vreselijke wildernis. De
hoop, dat het kind het zijne zou kunnen zijn, was genoeg om
den aapman zijn zoeken te doen voortzetten. En hij was er
bijna zeker van, dat Rokoff zich eveneens op dezelfde
achtervolging bevond. Maar nergens kon hij inlichtingen
inwinnen. Iedere wilde, dien hij ontmoette, hield hij
staande en onderwierp hem aan een kruisverhoor. Niemand had
van een blanke vrouw en kind gehoord, ofschoon allen tot hun
schrik met den Rus en zijn ongure makkers kennis hadden
gemaakt. De aapman begreep dit niet.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.