De Wilde Beesten van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(27)
79. Dat schip! Varende op het kalme
water, zo dichtbij en toch zo vreselijk ver weg. Zwijgend
stond Tarzan naar het schip te kijken. Hij zag, dat het
koers zette naar het Oosten en tenslotte verdween achter een
landtong naar zijn onbekende bestemming. Toen hurkte hij
neer in het zand en verborg zijn gelaat in zijn handen. De
duisternis was al ingevallen, toen de drie mannen
terugkeerden naar het kamp op de Oostkust. De nacht was warm
en drukkend. Geen zuchtje deed de bladeren bewegen of
rimpelde de spiegelgladde oppervlakte van de oceaan. De hele
wereld scheen te sluimeren. Alleen een zachte golfslag brak
op de kust. Nooit had Tarzan de grote Oceaan zo volkomen in
rust gezien. Hij stond aan het strand en keek uit naar de
richting van het vasteland, zijn gedachten vol zorg en
wanhoop. Vanuit de jungle vlak achter het kamp kwam het
onheilspellende gebrul van een panter. Hier was een bekend
geluid, een angstwekkende kreet en bijna mechanisch keerde
Tarzan zijn hoofd om en antwoordde. Even later kwam het
sluipende lichaam van Sheeta te voorschijn. Er was geen
maan, maar de hemel was bezaaid met sterren. Stil stond het
wilde dier naast Tarzan, voordat deze zijn nabijheid had
opgemerkt. Het was lang geleden sinds Tarzan zijn oude troep
had gezien, maar het zachte grommen was voldoende om hem te
verzekeren, dat het dier zich de band uit het verleden
herinnerde. De vingers van den aapman streelden de pels van
het dier en Sheeta wreef zich tegen zijn gespierde benen.
Hij liefkoosde de grote kop, terwijl zijn ogen over het
zwarte water gleden. Opeens verscherpte hij zijn aandacht.
Wat was dat?
80. De getrainde ogen van Tarzan keken
die nacht in de richting van het voorwerp, dat zijn aandacht
had getrokken.... Weer zag hij het! Weer kwam het door de
duisternis over het water van de Oceaan. Toen keerde hij
zich om en wekte de beide mannen bij het kampvuur. Ze kwamen
dadelijk naar hem toe rennen, doch de vreemdeling aarzelde,
toen hij de grote panter naast den witten reus ontdekte.
"Kijk", riep Tarzan. "Een licht! Het licht van een schip!
Het moet de parelschoener zijn. Ze zijn door windstilte
overvallen!" en toen, met een uiting van vernieuwde hoop:
"We kunnen hen bereiken! Het schip zal ons er gemakkelijk
heenbrengen". De vreemdeling weifelde. "Zij zijn goed
gewapend, dat zeg ik je", waarschuwde hij. "Wij kunnen het
schip niet overmeesteren — wij met ons drieën!" "Wij zijn nu
met ons vieren", antwoordde de aapman, terwijl hij naar
Sheeta wees, "en wij zullen binnen een half uur met meer
zijn!" "Sheeta is evenveel waard als twintig mensen",
vervolgde hij, "en de andere paar, die ik wil halen, geven
ons de kracht van minstens honderd man. Je kent hen niet!"
De aapman keerde zich om, gooide het hoofd in de nek en van
zijn lippen kwam steeds weer opnieuw de vreselijke kreet der
mensapen. Toen kwam vanuit de jungle een antwoord en nog een
en nog een! De deserteur van de parelschoener huiverde.
Onder wat voor soort schepselen had het noodlot hem gevoerd?
Waren Kai Shang en zijn troep moordenaars niet te verkiezen
boven dezen groten, blanken reus, die een panter streelde en
de dieren van de jungle tot zich riep? Maar hoewel hij
verstijfde van ontzetting bij het horen van de wilde kreten
in de junglenacht, was dit nog niets vergeleken bij hetgeen
hij een ogenblik later voor zich zag opdoemen.
81. Binnen enkele minuten kwamen de
apen van Akoet uit het oerwoud te voorschijn, die trotse,
machtige troep, en begaven zich onmiddellijk naar het
strand. Onderwijl hadden de drie mannen zich bezig gehouden
met de romp van het eigengebouwde schip, aan welks
bruikbaarheid Tarzan wanhoopte. Akoet, de grote aap met het
meeste verstand, snelde hen te hulp en met vereende krachten
gelukte het tenslotte de boot te water te laten. De
roeispanen van de beide kleine boten van de "Kinsaid" (die
dezelfde nacht, dat de mensen hier op het strand waren
geland, door de golven waren aangespoeld), waren gebruikt om
het zeil voor de tenten op te houden. Haastig werden zij te
voorschijn gehaald en in die tijd was de rest van de apen
door het water naar het schip gegaan, zodat alles in
gereedheid was om naar het licht te roeien, dat stil over
het rustige water scheen. Opnieuw waren de wilde dieren van
Tarzan in dienst getreden van hun meester en zonder een
vraag te stellen namen zij hun plaats op het schip in. De
twee mannen, want de parelvisser kon het niet over zich
verkrijgen om zich bij hen aan te sluiten, grepen de
roeispanen, gebruikten deze als paddles, terwijl sommige
apen hun voorbeeld volgden. En nu bereikte het plompe schip,
met Sheeta voor op de boeg, heel rustig de zee. Vlug maar
stil gleden ze in de richting van het licht, dat op en neer
deinde met de zachte golven. Mugambi zat aan het stuur,
Sheeta kroop aan de voeten van den aapman; achter Tarzan
kwetterde Akoet, die de langzamere apen in lage bromtoonen
zijn orders gaf. Maar Tarzan van de Apen zei geen woord;
zijn blik was met een grimmige vastberadenheid op de
schoener gevestigd, die nu vlak voor hen opdook.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.