De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(6)
16. Cordon doorzocht de kleren van de
slapende jongen — maar het geld was er niet. Misschien had
hij het onder zijn hoofdkussen gelegd. Juist kwam de maan
weer te voorschijn. Hij zag, dat de jongen alleen was. Op
hetzelfde ogenblik opende de jongen zijn ogen en herkende
Cordon. De man legde vlug zijn hand op de mond van het
slachtoffer om te voorkomen, dat deze zou roepen. Doch
tegelijkertijd voelde hij om zijn polsen een ijzeren greep
en hij hoorde een zwaar, onheilspellend gebrom achter zich.
Hij voelde andere handen om zijn keel, die over zijn
schouders van achteren kwamen. Angstig keek hij om en zijn
haar rees te berge van ontzetting, toen hij een grote
mensaap ontwaarde, wiens harige klauwen zich om zijn keel
sloten. De jongen klemde nog steeds zijn polsen vast. Verder
geen enkel geluid. Waar was de grootmoeder? De ogen van
Cordon gingen door de kamer en toen, vervuld van angst,
drong de vreselijke waarheid tot hem door. In wat voor een
avontuur had hij zich gewaagd? Met de moed der wanhoop
trachtte hij zijn handen uit de greep van de jongen te
bevrijden, zodat hij zich zou kunnen omkeren naar het dier
achter zich. Na zijn ene hand bevrijd te hebben, gaf hij de
jongen een harde klap in het gezicht. Deze daad scheen
minstens duizend duivels los te doen breken in het harige
monster, dat nog steeds zijn keel vasthield. Hij hoorde een
vreselijk gebrom, en het laatste, wat hij nog voelde, in
deze wereld was, dat hij achterover op de grond werd
gesmeten. Het zware dier viel boven op hem, krachtige tanden
beten in zijn strot en zijn hoofd viel in een zwarte
afgrond. De aap verhief zich van het verminkte lichaam en
schudde zichzelf eens heen en weer. De verschrikte jongen
ging zijn bed uit en boog zich over het lichaam van de man
heen. Hij wist dat Akoet de dief gedood had om hem, Jack, te
verdedigen, evenals hij de slechte Rus had gedood, maar hier
in het wilde Afrika, ver van huis en vrienden, wat zouden ze
hem en zijn trouwe aap doen?
17. De jongen was wanhopig. In de
ochtend zou alles ontdekt worden. Ze liepen de kans
gearresteerd te worden, waarna hij in de gevangenis terecht
zou komen en men Akoet misschien wel aan de dichtstbijzijnde
boom zou ophangen. Hij had gelezen, dat dergelijke dingen
gebeurden in het verre Westen van zijn moeders vaderland,
Amerika, en Afrika was slechter en wilder dan Amerika! Hij
moest dus zien weg te komen! Ah! zijn geld! Dat zou hen
redden, want met goud bereikte men alles! Hij zocht naar
zijn bankbiljetten in alle zakken, doch het geld was
verdwenen. Terwijl hij het licht aandraaide, zocht hij
overal en tenslotte dwong hij zichzelf ook de zakken van
Cordon te doorzoeken, want hij vermoedde nu, dat dit de
reden was, waarom de man bij hem binnen was gedrongen. De
aap zat in de hoek en keek wat de jongen deed. Na een uur
gaf hij het zoeken op. Zijn geld was verdwenen. En hiermee
zijn hoop. Wat moesten ze nu doen? Want ondanks zijn grote
lichaamskracht was hij tenslotte nog maar een verschrikte,
door heimwee verteerde jongen, die slechts aan een enkel
feit kon denken; zij hadden een man gedood en waren onder
vreemdelingen. Lang zat hij op de rand van zijn bed na te
denken — hoe lang wist hij niet — maar eindelijk sprong hij
op bij het horen van een geluid een etage lager. Vlug deed
hij de lamp uit en keerde zich tot de aap, om hem zijn
plannen mee te delen. De vorige avond had hij besloten naar
huis terug te keren en zijn ouders vergiffenis te vragen
voor zijn ondeugend gedrag. Nu wist hij, dat hij nooit zou
kunnen terugkeren, nu Akoet deze daad had verricht. Want zou
niet iedereen denken, dat het zijn schuld was. "Kom", zei
hij in de taal van de grote apen. En terwijl hij vergat, dat
hij slechts in een dunne pyjama gekleed was, liep hij naar
het raam, opende dit en luisterde even aandachtig.
18. Een paar voet van het raam
verwijderd stond een enkele boom. Als een kat sprong de
jongen er in en liet zich snel op de grond glijden. Vlak
achter hem kwam de grote aap. Twee honderd meter verder liep
een strook van de jungle langs de armoedige stad, daarheen
leidde zijn weg. Niemand zag hen. Een paar minuten later had
de jungle hen opgenomen en de toekomstige Lord Greystoke
verdween uit de ogen en het geheugen der mensen.
Onder een palmboom, in een kleine, verlaten oase, rustte
kapitein Armand Jacot van het Vreemdelingenlegioen uit van
zijn zware dagtaak. Vlak bij hem zaten de door de zon
gebruinde mannen na een rit van twaalf uur te eten. Maar die
tocht over het gloeiende zand was niet tevergeefs geweest,
want tussen de soldaten, kalm en zwijgend, snaterden
witgeklede Arabieren, die stevig gebonden en goed bewaakt
waren. Geen wonder, dat de breedgeschouderde kapitein
voldaan was. Want gedurende een lange, hete maand hadden hij
en zijn kleine troep in de woestijn gezocht naar deze bende
van plunderaars, die kamelen, paarden en geiten stalen en
genoeg moorden op hun geweten hadden om de hele troep ter
dood te doen veroordelen. Tenslotte had hij hen gevonden. In
een kort gevecht had hij twee soldaten verloren, terwijl er
aan de kant van de Arabieren zes man gevallen waren. Maar
vijf waren nu zijn gevangenen en daarbij was hun bendeleider
Achmet ben Houdin. Van zijn gevangenen gingen de gedachten
van de kapitein naar het kleine garnizoen, waar hij over een
dag degenen zou vinden, die hem met een hartelijk welkom
verwachtten, zijn vrouw en zijn dochtertje. Zijn blik werd
zacht toen hij aan hen dacht. Reeds nu kon hij zien dat het
gezichtje van de kleine Jeanne even knap beloofde te worden
als dat van haar moeder, en in gedachten voelde hij reeds
haar zachte wangen, als zij hem morgen omhelsde!

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.