De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(8)
22. De kleine Meriem kon zich vaag een
ander bestaan voor de geest halen dan de gestadige wreedheid
van de Sheik en Maboenoe. Heel ver weg in haar kinderlijke
hersens school de herinnering aan een zachte moeder. "O,
Geeka", fluisterde zij tegen de pop, "waarom heb ik geen
moeder en waarom houdt de Sheik, mijn vader, niet van me?"
Op een dag, dat zij haar bedroefd hart weer tegen Geeka
uitstortte, hoorde zij het geluid van een woordenwisseling
voor de dorpspoort. Met de nieuwsgierigheid van haar jeugd
luisterde Meriem. Opeens hoorde zij de troep de weg opkomen
naar de Sheik. Verwonderd stak zij haar kleine hoofd om de
hoek van de tent. Wat zij zag, waren twee
vreemdelingenblanken. Zij waren alleen; maar toen zij
dichterbij kwamen, hoorde zij uit het gepraat van de
inboorlingen, dat zij met groot gevolg waren. Zij hadden
buiten het dorp hun kamp opgeslagen en kwamen nu om over
ivoor te onderhandelen. De oude Arabier ontmoette hen bij de
ingang van zijn tent, zijn ogen waren als spleten, terwijl
hij luisterde. Daarna zei de Sheik: "Ik heb geen ivoor"
Meriem hijgde naar adem. Ze wist, dat er in een hut vlakbij
grote hoeveelheden ivoor lagen opgestapeld. Ze deed een stap
vooruit om de vreemdelingen beter te kunnen zien. Wat was
hun haar geel! Hoe blank hun huid! Plotseling zag een der
mannen haar. Meriem merkte op, dat een blik van plotselinge
verwondering over zijn gezicht gleed, terwijl zij zich uit
de voeten maakte. De Sheik had het ook gezien en raadde de
oorzaak er van. "Ik heb geen ivoor", zei hij, "ik wens niet
te onderhandelen. Ga weg. Nu dadelijk". Het zou zelfmoord
geweest zijn om niet te gehoorzamen. De beide vreemdelingen
keerden zich om en verlieten het dorp. De Sheik ging naar de
plaats, waar Meriem zich had verscholen; hij was vreselijk
kwaad, greep haar bij de arm en duwde haar de tent binnen,
waar hij haar onbarmhartig sloeg. "Blijf hier binnen" bromde
hij. "Laat nooit meer je gezicht zien aan een vreemdeling of
ik zal je doden".
23. In het kamp van de vreemdelingen
sprak de een opgewonden tegen de ander: "Er is niet de
minste twijfel aan, Malbihn! Maar waarom die oude schurk
geen aanspraak heeft gemaakt op de beloning, verwondert me."
"Er zijn dingen, die voor een Arabier meer waard zijn dan
geld, Jenssen." "Wraak is er een van", antwoordde de ander.
"Het zou niet kwaad zijn om de macht van het goud eens te
beproeven", hernam Jenssen. De ander haalde de schouders op:
"Niet bij de Sheik, maar wij zouden zijn mensen kunnen
omkopen". Doch de omkoperij mislukte — ijzingwekkend! Zij
haalden een jonge hoofdman van het dorp tot hun doel over,
om voor een zeker bedrag Meriem in de nacht bij de Zweden te
brengen. Zodra de duisternis was gevallen maakten de beide
blanken allerlei voorbereidselen om hun kamp op te breken
als de jongeman hun het meisje had gebracht. Tegen
middernacht werd het geluid van vele voetstappen vernomen.
Toen zij het kampvuur naderden, zag Jenssen, dat twee der
mannen een baar droegen. Kon de dwaas iets anders brengen
dan de levende prijs waarvoor hij had betaald? De dragers
stonden bij de blanken stil. "Dat heeft uw goud uitgewerkt",
zei een van hen. Ze zetten de baar neer, draaiden zich om en
verdwenen in de duisternis van de jungle. Het voorwerp op de
baar was bedekt met een stuk goed. "Hij moest begrepen
hebben, dat wij haar levend in handen hadden willen hebben",
zei Malbihn, terwijl hij de doek wegtrok. Op het gezicht van
wat daar lag onder de lap, deden zij beiden een stap
achterwaarts, terwijl er een akelige kreet over hun lippen
kwam — want daar lag het dode lichaam van de ontrouwe
hoofdman, met de dolk van de Sheik zelf in zijn hart......
en vertelde zijn boodschap zonder woorden.
24. De eerste nacht, die de zoon van
Tarzan in de jungle doorbracht, bleef het langst in zijn
geheugen. Hij werd niet aangevallen door wilde dieren; er
was geen teken van woeste barbaarsheid. Maar zijn geweten
sprak als hij dacht aan de wanhoop van zijn moeder. Vrees
had hem de jungle ingedreven, een vluchteling was hij en
door de moord van de aap kon hij nooit meer naar zijn ouders
terugkeren, want hij zou schande over hun geëerde naam
brengen. Door zijn eigen schuld was hij nu diep ongelukkig.
Dicht tegen de grote aap aangedrukt in een hoge boom had de
jongen bijna de gehele nacht slapeloos zitten huiveren. Met
het opgaan der zon kwam ook zijn geestkracht terug. Hij zou
langs een andere weg naar de beschaafde wereld terugkeren,
terwijl hij de kleine havenplaats, waar nu het lichaam van
de man, die zo geheimzinnig vermoord was, ontdekt zou zijn,
zou ontwijken. Hij maakte Akoet wakker. "Kom", zei hij, "ik
ben koud en hongerig. We moeten voedsel zoeken". Hij wees
naar een open plek en liet zich op de grond glijden. De aap
keek eerst eens voorzichtig rond, en snoof de morgenlucht
in. Toen, voldaan dat er geen gevaar in de nabijheid was,
liet hij zich langzaam naast de jongen zakken. "Numa en
Sabor zijn maat, smullen van degenen, die eerst kijken en
daarna ruiken", zei de oude aap, terwijl hij de zoon van
Tarzan zijn eerste les gaf in de kennis van de jungle. Naast
elkaar renden zij nu naar de open plek, totdat de jongen
warm was geworden. Ze vonden een paar eieren en deze dronk
hij rauw leeg, eveneens at hij de wortels en knollen, die
Akoet uit de grond haalde. De aap stelde zichzelf tevreden
met enkele knaagdieren en wormen, die hij opdiepte. Voor de
open plek vonden zij een kleine beek. Een kudde zebra's
galoppeerde weg toen zij verschenen om te drinken. Akoet nam
nu de leiding, de jongen volgde hem op de voet, iedere zenuw
gespannen. Dit was pas leven!

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.