De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(9)
25. De zoon van Tarzan dacht nu nog
slechts aan de wilde vreugde van het leven, om zijn durf
tegenover de listen en de macht van de jungle te stellen.
Hij wist niet, wat vrees was, trouwens zijn vader had ook
nooit vrees gekend. De aap en hij hadden slechts een korte
afstand afgelegd, toen de jongen de lucht van een leeuw
rook. Hij glimlachte. Er was iets in hem, dat hem deze lucht
uit alle andere van de jungle deed herkennen, zelfs als
Akoet hem niet verteld had, dat de leeuw in hun nabijheid
was. Er was een overgeërfd instinct, dat hem de haren te
berge deed rijzen en hij uitte een wilde kreet. Er liep een
rilling over zijn rug, die hem een eigenaardige sensatie
gaf, welke hij nooit te voren had ondervonden; hij was nu
een ander schepsel, voorzichtig, waakzaam, op zijn hoede.
Hij voelde, dat het een strijd op leven en dood zou worden.
De lucht van Numa, de leeuw, veranderde dan helemaal. Hij
was op korte afstand van Akoet, toen hij plotseling de
waarschuwende schrille kreet van de aap hoorde. De jongen,
die zich vlug omdraaide, zag vlak voor hem datgene, wat al
zijn zenuwen als stalen kabels deed spannen. Op zijn pad
stonden een slanke, prachtige leeuwin, haar geelgroene ogen
keken hem vals aan, en een grote leeuw. Achter de leeuw
bulkte de aap, maakte groot misbaar om de aandacht van het
dier af te leiden en de jongen allerlei aanwijzingen te
geven. Maar Sabor liet zich niet van zijn stuk brengen. De
jongen stond tussen haar en haar makker. Het was verdacht.
Misschien had hij verborgen bedoelingen met de leeuw of
wilde hij hem doden. Een leeuwin is kort aangebonden. Het
gekrijs van Akoet maakte haar woedend. Ze uitte een grommend
keelgeluid, en deed een stap naar de jongen toe. "De boom!"
gilde Akoet. De jongen draaide zich om en vluchtte. Op
hetzelfde ogenblik volgde de leeuwin hem met een snelle,
gebukte sprong.
26. De boom was slechts enkele passen
verder. Een tak hing tien voet van de grond en toen de
jongen er naar greep, greep de leeuwin naar hem. Als een aap
trok hij zichzelf omhoog naar een kant. De grote voorpoot
raakte nog net zijn heup, haakte in de broek van zijn pyjama
en scheurde deze helemaal open. Half naakt kon de jongen
zichzelf in veiligheid brengen, juist voordat het dier weer
naar hem sloeg. Akoet, die in de boom er naast zat,
schreeuwde en schold. De jongen smeet dode takken naar de
opgeheven kop van Sabor, net als zijn vader twintig jaar
geleden had gedaan, toen hij de grote katten van de jungle
had geplaagd. De leeuwin, bleef nog even onder de boom
staan, keerde zich daarna om en verdween met de leeuw met
een koninklijke houding in het oerwoud. Nu het gevaar
geweken was, klommen de jongen en Akoet weer uit de bomen en
zetten hun onderbroken wandeling weer voort. De aap mopperde
tegen de jongen in de taal van zijn troep. "Dit was een les
voor je. Als je wilt blijven leven, gebruik dan je oren en
je ogen, maar het meest van alles je neus", zei hij.
De volgende nacht leed de zoon van Tarzan meer koude, dan
hij ooit ondervonden had. De pyjama was niet dik, maar ze
was warmer dan niets. En de volgende dag koesterde hij zich
in de warme zon, want weer leidde hun weg hen over
uitgestrekte en boomloze plateaus. Gedurende een maand
wandelden de beide vrienden, de jongen leerde vlug de wetten
van de jungle, zijn spieren pasten zich aan de nieuwe
levensomstandigheden aan. Al spoedig vond hij het heel
gewoon zichzelf door de bomen te slingeren. Zelfs bij grote
hoogten had hij geen last van duizeligheid en als hij een
tak hoorde kraken en begreep, dat hij zou kunnen vallen, had
hij zich al weer aan een andere tak vastgegrepen met meer
gemak en lenigheid dan Akoet.
27. Na weken lang aan zon en wind te
zijn blootgesteld, was de huid van de jongen sterk en bruin
geworden. Zijn pyjamajasje had hij verloren op een dag, dat
hij en Akoet aan het baden waren in een stroom, die te smal
was om krokodillen te herbergen. Tijdens dit verfrissende
bad was een aap van de overhangende takken gesprongen en was
verdwenen met het enige artikel, dat de jongen nog aan de
beschaving deed denken. Korte tijd was hij boos, doch
spoedig begreep hij, dat het gemakkelijker was helemaal
naakt te zijn dan half gekleed en tenslotte verheugde hij
zich over de vrijheid van zijn onbelemmerde bewegingen. Soms
glimlachte hij, als hij er aan dacht, wat voor gezichten
zijn schoolmakkers zouden trekken, als zij hem zo konden
zien. Wat zouden zij hem benijden! En hij had medelijden met
hen, hoewel ze omringd waren door allerlei gemakken en luxe
in de woningen van hun ouders. Doch als hij aan het gezicht
van zijn moeder dacht, kreeg hij een brok in de keel en kwam
er een waas voor zijn ogen. En het was voor het eerst na al
die tijd, dat hij Akoet aanspoorde om voorwaarts te gaan,
want ze gingen in de richting van de Westkust. De oude aap
dacht, dat ze naar een troep grote apen zochten en de jongen
vertelde hem zijn ware plannen niet, wat hij zou doen, als
ze weer in de beschaafde wereld zouden zijn aangekomen.
Op zekere dag toen ze langzaam langs de oever van een rivier
liepen, kwamen zij onverwachts bij een dorp van wilden.
Sommige kinderen speelden aan het water. Het jongenshart
begon luid te kloppen, want hij had reeds langer dan een
maand geen enkel menselijk wezen gezien. Zelfs al hadden ze
een zwarte huid, ze waren immers mensen? Hij keek naar hen.
Akoet legde waarschuwend een hand op zijn arm, en zei hem
terug te keren, maar hij bevrijdde zichzelf en rende met een
kreet van blijdschap voorwaarts.

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.