home

De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs


(12)



34. Er was een jaar verlopen sinds de twee Zweden uit het dorp der wilden waren weggejaagd, waar de Sheik regeerde. Deze wrede tiran was nu geruime tijd op reis geweest om een karavaan met ivoor en rubber te overvallen ver in het Noorden. Dit was een rustige, gelukkige tijd geweest voor de kleine Meriem. Ook thans zat ze onder een grote boom en speelde als gewoonlijk met Geeka, de lelijke pop, waartegen zij allerlei lieve woordjes fluisterde. Zelfs de vreselijke oude heks Maboenoe sloeg haar niet meer. Alleen in dit gedeelte van het dorp speelde het kind met Geeka en was zo verdiept in haar spel, dat zij niet bemerkte, dat de takken van de boom boven haar uit elkaar werden gebogen en dat het lichaam van een jungle-schepsel naar haar toe kroop. Twee harde ogen keken op haar neer — onwrikbaar — zonder te knipperen. Door de jungle, één uur verder, was de Sheik op de terugweg.
Het was een jaar geleden, dat de jongen en Akoet, de aap, de beide blanken hadden ontmoet, die op hen gevuurd hadden. Maanden achtereen trokken ze dieper en dieper het oerwoud in. Het jaar had voor de jongen veel betekend. Zijn sterke spieren waren ontwikkeld en hij was een jongmens geworden met geweldige lichaamskracht en scherp verstand. Zo sterk was hij, dat de machtige mensaap, met wie hij dikwijls schijngevechten leverde, hem niet langer de baas was. Akoet leerde hem vechten zoals mensapen dat doen en hij had nooit een beter leerling kunnen hebben. Terwijl de twee zochten naar de nagenoeg uitgestorven exemplaren van het apenras, waartoe Akoet behoorde. leefden zij van het beste, dat de jungle hen kon verschaffen. Hun zoeken naar de mensapen, die hen met open armen zouden ontvangen, werd tenslotte beloond. Diep in de jungle, goed verborgen voor menselijke blikken, hoorden zij op een avond op grote afstand het geluid van de drum der grote apen.





35. De jongen en de aap sliepen veilig in een grote boom toen het dreunende geluid hun oren bereikte. Beiden waren plotseling klaarwakker. Akoet was de eerste, die het vreemde ritme herkende. "De grote apen!" bromde hij. "Ze dansen de Dum-dum. Kom Korak, zoon van Tarzan, laat ons naar ons volk gaan!" Maanden geleden had Akoet de jongen deze naam gegeven. Hij kon de mensennaam Jack niet uitspreken. In de apentaal is Korak "Doder". Korak stond op de takken van de boom en strekte zijn jonge, gespierde armen uit. Ook de aap stond op en praatte op de manier van zijn ras. Lage keelgeluiden uitte hij, geluiden van opgewonden verwachting. De jongen bromde in harmonie met de aap. Hij was gelukkig en nieuwsgierig. Alle gedachten aan Londen en beschaving waren verdwenen. Behalve zijn uiterlijk en verstandelijke ontwikkeling was hij veel meer een aap dan de grote, trotse Akoet. Het geluid van de drum werd al luider en luider, toen de twee de dansende apen naderden. Opeens vertoonde zich door een opening in het gebladerte het gehele woeste schouwspel aan de verbaasde ogen van de jongen. Voor Akoet was dit iets gewoons, maar de zenuwen van Korak werden geprikkeld, terwijl hij keek. De grote apen liepen in het maanlicht om een platte aarden drum heen, waarop drie oude apinnen sloegen met weergalmende harde slagen. Akoet kende de gewoonten van zijn rasgenoten en hij was te verstandig om hun aanwezigheid bekend te maken, voordat de opwinding van de dans voorbij was. Als de drum zweeg en de troep feest gevierd had, wilde hij naar hen toegaan. Na met hen gesproken te hebben, zouden hij en Korak als leden van de troep worden opgenomen, hoewel er misschien bij zouden zijn die tegenwerpingen zouden maken. Maar Akoet hoopte, dat er enkele zouden zijn, die Tarzan gekend hadden. Het liefst zou hij willen, dat Korak zoon van Tarzan, koning der apen werd.





36. Akoet legde Korak uit, dat deze ceremonie het kiezen van een nieuwe koning betekende. Eindelijk gingen de woeste dieren rusten met goede gevulde magen. "Kom langzaam mee, Korak", fluisterde Akoet. "Doe mij precies na". Terwijl zij hun weg door de bomen vervolgden, stonden zij opeens op een overhangende tak van het amfitheater. Toen uitte Akoet een eigenaardige kreet. Onmiddellijk sprongen enkele apen op. De nieuwe apenkoning was de eerste die de beide figuren op de tak zag. Hij gromde onheilspellend. Zijn haren stonden overeind en zijn poten verstrakten, terwijl hij met een hortende beweging naar de beide indringers toe waggelde, gevolgd door een aantal grote apen. Akoet wenste niet te vechten. Hij was met de jongen gekomen om opgenomen te worden in de troep. "Ik ben Akoet", riep hij naar beneden. "Dit is Korak. Hij is de zoon van Tarzan, die de koning der Apen was. Ook ik was koning der apen aan de andere kant van het grote water. Wij waren machtige vechters. Laat ons in vrede met jullie meetrekken". De kleine ogen van de koning kregen een sluwe uitdrukking. Hij was bang voor deze twee vreemde apen. Het slanke, bruine, onbehaarde lichaam van de jongen zei "mens" en mensen haatte hij. "Ga weg", gromde hij, "of ik zal je doden!" De onstuimige jongen, die achter de grote Akoet stond, was vervuld geweest met blijdschap. Hij wilde naar beneden springen en de harige monsters — zijn vrienden — verwelkomen. Maar de woorden van de aapkoning maakten hem bedroefd en neerslachtig. De grote apen waren zijn laatste hoop geweest. Bij hen had hij op kameraadschap gehoopt die de mensen hem geweigerd hadden. Plotselinge woede overviel hem. De apen onder hem hadden een halve cirkel rond hun koning gevormd en wachtten vol belangstelling op hetgeen er zou gebeuren. Voordat Akoet zijn voornemen kon vermoeden of het kon verhinderen, sprong de jongen op de grond midden op het pad van de koning, die daar stond als een woeste, jaloerse furie.



vorige volgende



De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.