home

De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs


(15)



43. Gedurende deze maanden leerde Meriem langzaam de beginselen der apentaal, zij paste zich geheel aan het jungle-leven aan en hielp Akoet of Korak dikwijls als zij op jacht gingen. De grote aap had het meisje geaccepteerd en behandelde haar op voet van gelijkheid, ofschoon hij haar meestal ontweek. De jongen was altijd vriendelijk tegen haar. Hij had een lichte, kleine tent gemaakt in de schommelende takken. Hier sliep ze. De doder en de aap waren daar steeds in de buurt. Hoog in haar bladerenhuis was Meriem niet langer bevreesd voor de luipaard, hoewel Hista er altijd was om iemand de schrik om het hart te jagen en de grote bavianen, die in de buurt woonden, bulkten tegen ieder van de drie als ze hen passeerden. Nadat de tent in elkaar gezet was, begonnen de werkzaamheden van het trio meer plaatselijk te worden. Ze gingen minder ver weg en kwamen steeds in dezelfde boom terug als de nacht begon te vallen. Vlakbij stroomde een rivier. Er was veel vis en zij konden naar hartelust spelen. Hun hele bestaan was niets anders dan routine opdoen in het voedsel zoeken en slapen. Ze keken niet verder in de toekomst dan de dag van heden. Korak had alle hoop op terugkeer naar de beschaving opgegeven. Hij was zo diep in het binnenste van het oerwoud doorgedrongen, dat hij wist, dat hij volkomen in de netten van de jungle verstrikt was. Sinds de komst van Meriem had hij het enige wat hij gemist had, eveneens gevonden, namelijk gezelschap. Ze waren vrienden, kameraden, gelukkige kinderen, die samen een eigenaardig leven leidden. Meriem kon zich nu door de bomen slingeren met het gemak als de doder zelf, volkomen zeker van zichzelf, licht en zonder vrees. Korak was trots op haar en zelfs de oude Akoet bromde goedkeurend over deze kleine "zij-mens".





44. Korak wilde niet hebben, dat Meriem ongewapend door het bos liep. Een lichte speer en een lang mes waren de wapens waarmee zij zich kon verdedigen, dat had hij haar geleerd. Ze ging wel eens een enkele keer alleen op jacht. Dikwijls ving zij een dier. In hun omgeving was het drietal algemeen bekend. De kleine apen kenden hen heel goed, en kwamen vaak dichtbij om te schetteren en te spelen. Als Akoet en Korak weg waren, trokken de kleine apen aan de sieraden van Meriem en speelden er mee, terwijl zij hen eten gaf, zij hielpen haar door de lange uren van wachten heen tot Korak terugkwam. Zij waren ook niet waardeloos als vriendjes. Vaak brachten zij haar mooie vruchten of kwamen aanhollen om te vertellen, dat er een antilope of een giraffe in de buurt was. Op zekere dag had Meriem als een poes zich op de schommelende takken genesteld, toen ze plotseling een sprong van een opgewonden kleine aap hoorde, die op haar schouders klom. "Klim!" riep hij, "klim! De Mangani's komen". De taal van de grote apen is ongeveer gelijk aan die van de kleine, dus Meriem verstond wat het dier zei, maar ze keek eens lui over haar schouder naar de opgewonden rustverstoorder. "Klim zelf, kleine Manoe. Ik ben niet bang". Maar de aap gilde zijn waarschuwing nog opgewondener vanuit een hogere plek in de boom. "Mangani" was hun woord voor apen. Meriem beschouwde Akoet en Korak ook als apen. "Ze komen terug", dacht zij, toen zij het geluid hoorde van naderende lichamen, die zich door de bomen slingerden. Meriem besloot Korak te foppen. Ze wilde doen alsof zij sliep. Ze hoorde de twee dichterbij komen.





45. Meriem opende haar ogen. Haar hart stond stil! Heel voorzichtig kwam er een grote, woeste aap naar haar toe, die ze nooit te voren had gezien. Vlak achter hem volgde een tweede exemplaar. Met de vlugheid van een eekhoorn sprong Meriem op. Op datzelfde ogenblik was de mensaap vlak bij haar. Zwaaiende van tak tot tak vluchtte het meisje door de jungle, terwijl de twee grote apen vlak achter haar aan kwamen. Boven hen rende een troep schreeuwende en scheldende apen. De kleine wezens hoonden en beledigden de Mangani's en moedigden het meisje aan en gaven haar raad. Meriem slingerde zich van boom tot boom en greep steeds dunnere en hogere takken, die het gewicht van haar achtervolgers niet konden dragen. Doch de apen kwamen al dichter en dichter bij. De grijpvingers van de voorste hadden haar al een paar maal vastgegrepen, maar zij schudde zich los door plotseling nog meer spoed achter haar vlucht te zetten en grotere sprongen te wagen. Na een verre sprong boog de zwiepende tak diep naar beneden onder haar gewicht en met een luid gekraak scheurde hij van de boom af. Meriem trachtte zich tussen de bladeren van een andere tak in veiligheid te brengen. Ze had dergelijke ongelukjes reeds meermalen meegemaakt en was daar ook niet bevreesd voor; alleen de vertraging in haar vlucht ontstelde haar en niet ten onrechte, want een van de grote apen sprong naast haar op de tak en legde zijn grote, harige poot om haar middel. Op datzelfde ogenblik verscheen de andere aap. Hij deed een uitval naar Meriem, maar haar bewaker zwaaide haar naar de andere kant en gromde onheilspellend, waarbij hij zijn makker zijn tanden liet zien. Meriem vocht om zichzelf te bevrijden, zij sloeg op de harige borst en zette haar sterke, witte tanden in de harige bovenarm. De aap sloeg haar venijnig in het gelaat, want hij moest zijn aandacht bepalen bij zijn makker, die klaarblijkelijk de prijs voor zich opeiste.



vorige volgende



De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.