home

De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs


(18)



52. Na vele dagen trad er enige verbetering in. Gedurende de ziekte van Korak hadden de apen in de omgeving voedsel gezocht, zodat zij hem geregeld konden bewaken. Akoet met zijn liefdevol hart bracht vruchtensappen naar Korak, waarmee deze zijn dorst kon stillen en welke de koorts deden verminderen. Heel langzaam kreeg zijn sterk gestel de overhand, de wonden genazen, zijn kracht keerde terug en zo kon hij na verloop van tijd weer zonder hulp op de grond komen. Gedurende zijn ziekte had hij steeds om Meriem geroepen. Zijn eerste heldere gedachten golden haar ook nu weer. Wat hadden de wilden met haar gedaan? Al de vreselijke mogelijkheden omtrent het lot van het meisje kwamen bij hem boven, want hij kende de gewoonten van de stam der Kovoedoos. Dikwijls wanhoopte hij er aan of ooit de dag zou aanbreken, dat hij sterk genoeg was om de reis naar het verafgelegen dorp van de wilden te ondernemen. De troep van Kovoedoo was vele dagen op weg geweest met zijn slachtoffer, voordat zij weer thuis waren. Ze stopten Meriem in een smerige hut onder strenge bewaking. Voedsel had ze genoeg en later ook een zekere vrijheid, want het wilde opperhoofd begreep, dat een gezond meisje een grotere losprijs zou opbrengen. Op de dag, dat Korak op weg ging om Meriem te zoeken, zond Kovoedoo een renbode naar de verafgelegen woonplaats van de Sheik om hem te zeggen, dat zijn dochter nog in leven was. De boodschapper bereikte echter nimmer zijn bestemming!
Twee blanken met echte boeventronies waren weer naar de jungle gekomen, ditmaal om jonge bavianen voor een dierentuin in Europa te vangen. Het waren Jenssen en Malbihn, weinig veranderd van karakter sinds de dag, dat ze, jaren geleden, door Korak en Akoet met hun "safari" op de vlucht waren geslagen. Ze hadden hun kamp opgeslagen aan de oever van de rivier, waarlangs het pad lag, dat de boodschapper van Kovoedoo moest passeren om zijn taak bij de Sheik te volbrengen.





53. Praatziek als alle wilden zijn, had de renbode der Kovoedoos zijn hele boodschap aan de zwarte bedienden van de beide Zweden verteld, die dit op hun beurt weer aan hun meesters meedeelden. Het resultaat was, dat toen de renbode hun kamp verliet om zijn reis naar de Sheik voort te zetten, hij zich nauwelijks een eindje had verwijderd, toen Jenssen zijn geweer aan de schouder zette, vuurde, waarna de wilde levenloos ineen zonk met een kogel in de rug. De volgende dag gingen de Zweden op weg naar het dorp der Kovoedoos. Ze waren volkomen op de hoogte van de toestand van het blanke meisje, waarvan de renner hun verteld had, dat ze in het dorp gevangen werd gehouden. Zij naderden de nederzetting met vriendelijke woorden op de tong en met boze bedoelingen in het hart. Ze hadden hun plannen goed overwogen. Er werd niet over de blanke gevangene gesproken. Ze deden alsof zij niet wisten, dat de Kovoedoos haar hadden. Eerst gaven zij het opperhoofd enkele kleine geschenken. Onder het spreken door vertelde Malbihn zo langs zijn neus weg, dat de Sheik dood was. Kovoedoo luisterde verbaasd en belangstellend naar hem. "Wist u dat niet?", vroeg Malbihn. "Dat is vreemd. Hij stierf ongeveer een maand geleden." Kovoedoo, die van deze leugen geen vermoeden had, was zeer teleurgesteld. Geen Sheik betekende geen losgeld voor het meisje. Ze was nu waardeloos, totdat hij haar zou kunnen gebruiken voor een feestmaaltijd. Of... de wilde, oude schelm kreeg een idee. "Ik weet, waar hier een blank meisje is", zei hij onverwachts. "Als u haar wilt kopen, kunt u haar goedkoop krijgen". Malbihn haalde de schouders op en zei: "We hebben al moeilijkheden genoeg, Kovoedoo, zonder een oude heks mee te moeten nemen". "Ze is jong en heel knap", zei het hoofd. "Zulke zijn er niet in de jungle", lachte Malbihn, terwijl hij met Jenssen een blik van verstandhouding wisselde. "Kom", zei Kovoedoo, "ik zal u laten zien, dat ze is, zoals ik gezegd heb".





54. De twee volgden Kovoedoo naar een hut in de nabijheid. In het schemerige licht zagen ze een vrouw, die gebonden op de grond lag. "Zij is minstens duizend jaar oud, Kovoedoo", zei Malbihn, terwijl hij zich omdraaide. "Wacht", riep de wilde. "Het is hier donker. Zij is jong. Ik zal haar naar buiten brengen." Toen Meriem in het zonlicht stond, en de Zweden haar zagen, stokte hun de adem. Met moeite onderdrukten zij hun verbazing, toen zij haar herkenden. Daar was geen twijfel aan, dit meisje was hetzelfde, dat jaren geleden bij de Sheik gestolen was. "Nu", vroeg Kovoedoo, "is ze niet jong en mooi?" "Ze is niet oud", antwoordde Malbihn onverschilligheid veinzend. "Maar ze zou toch een blok aan ons been zijn". Meriem keek de blanke mannen recht in de ogen. Ze verwachtte niets van hen...... ze waren haar even vijandig als de zwarten. Ze was bang voor hen allemaal. Malbihn sprak haar in het Arabisch aan. "Zou je het prettig vinden, als wij je hier vandaan haalden?", vroeg hij. Langzaam en vaag, als van een verre afstand kwam de herinnering aan de gesproken taal tot haar. "Ik zou vrij willen zijn", sprak ze, "en naar Korak teruggaan. Maar niet met u". Malbihn wendde zich tot Kovoedoo. "Ze wil niet met ons meegaan", zei hij. "U bent een man", antwoordde de wilde, "kunt u haar niet dwingen?" Malbihn scheen hier over na te denken. Daarna antwoordde hij: "Het zou ons alleen maar moeite geven. Neen, Kovoedoo, we willen haar niet hebben, maar als je van haar bevrijd wilt zijn, dan zullen wij haar meenemen". Kovoedoo wist nu, dat hij een verkoop kon sluiten en begon te loven en te bieden. Tenslotte werd Meriem het eigendom van de Zweden in ruil voor zes meter katoen, drie lege koperen patroonhulzen en een glinsterend nieuw jachtmes uit New Jersey. Behalve Meriem waren allen zeer tevreden met hun ruil.



vorige volgende



De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.