De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(22)
64. Meriem ging nooit met de gasten
van Bwana mee op jacht. Ze schepte er geen behagen in alleen
maar uit sport te doden. Bij deze gelegenheden wilde zij de
ruiters wel begeleiden tot het jachtveld, daarna reed ze de
jungle in en ging daar de bomen in. Uren kon ze genieten van
een terugkeer naar het wilde, vrije bestaan van haar
vroegere jaren, lopend en slingerend door de bomen of zich
behaaglijk uitstrekkend op een vork van de takken om te
dromen. Op een avond keerde Hon. Morison Baynes terug van de
jacht en zag het paard van Meriem vastgebonden vlak aan de
rand van de jungle. Hij galoppeerde naar het dier, steeg af
en liep te voet het pad op. Hij had nog slechts een korte
afstand afgelegd toen hij een groot kabaal hoorde in een
boom in de nabijheid. Terwijl hij dichterbij kwam, zag hij
een troep bavianen en tot zijn verwondering zag hij een
meisje zich als een aap door de bomen slingeren, vlak onder
de dieren, die ruzie maakten over een kledingstuk. Hij wilde
juist een kogel afschieten naar de baviaan, die het dichtst
bij haar was en naar haar toeging, toen hij het meisje
hoorde spreken. Verwonderd liet hij zijn geweer zakken; hij
herkende Meriem. Vreemde klanken, die veel weg hadden van
die der apen kwamen over haar lippen. De bavianen waren
eveneens zeer verwonderd en hielden op met snateren. Een
kwam er langzaam naar haar toe en gaf haar heur eigendommen
terug, die ze van haar hadden weggenomen, terwijl ze sliep.
Een hele tijd achter elkaar stootte het meisje klanken uit,
die niet anders konden zijn dan een gesprek. De bavianen
praatten en zij sprak terug. De Hon. Morison Baynes haalde
verbaasd zijn wenkbrauwen op en liep terug naar zijn paard.
Toen Meriem enige tijd later uit de jungle te voorschijn
kwam, vond ze hem daar; hij keek haar met opengesperde ogen
aan, die zowel verwondering als vrees uitdrukten. Ze waren
halverwege het huis voor een van beiden sprak.
65. Morison Baynes was geheel van
streek. Het lieflijke schepseltje, dat naast hem reed — had
hij zien klimmen en slingeren door de bomen en horen praten
met woeste bavianen! Mooi was ze en zeer begerenswaardig;
maar achteraf beschouwt, wat wist hij eigenlijk van haar af?
Voordat hij het zich gerealiseerd had, stootte hij uit: "Ik
zag u in de bomen met de bavianen!" "Ja?" lachte Meriem, "de
bavianen zijn mijn beste vrienden". En toen, omdat zij zag,
dat de angst over haar antwoord zich op zijn gelaat
aftekende, schepte Meriem er behagen in hem nog meer te
schokken. "Ja", zei ze. "Vele jaren leefde ik onder grote
apen. Ik dwaalde door de takken en bomen en joeg op kleinere
dieren. Korak bracht me vruchten en vlees. Hij vocht voor me
en was vriendelijk tegen me". Er was een weemoedige klank in
haar stem. Ze had de laatste tijd niet meer aan Korak
gedacht. Gedurende enige tijd reden ze beiden zwijgend
voort, ieder in zijn eigen gedachten verzonken. Het meisje
dacht aan de verschijning van de jungle-god in een
luipaardvel gehuld, die zich door de bomen slingerde. Achter
hem, ruig en krachtig, kwam de grote mensaap, terwijl zij,
Meriem lachend en blij hen verwelkomde, als ze van de jacht
terugkwamen. O, wat waren die dagen zonnig en gelukkig
geweest. En de vrijheid! De gedachten van de man waren juist
tegenovergesteld. Hij moest zichzelf plotseling bekennen,
dat hij hopeloos verliefd was geworden op het meisje, dat
hem zo juist uit eigen beweging over haar wilde en vreemde
jeugd had gesproken. En hij had nog wel op het punt gestaan
haar zijn adellijke naam aan te bieden. Een meisje, dat
volgens haar zeggen onder de apen had geleefd! Morison
Baynes beefde, toen hij dacht aan het gevaar, waaraan hij zo
juist was ontsnapt. Ja, hij hield van haar, maar hij zou
haar toch niet ten huwelijk durven vragen.
66. Enkele avonden voordat de gasten
zouden vertrekken, kwam de jonge Engelsman terug op het
verhaal van Meriems leven in de jungle. Er was één ding dat
hij graag beantwoord wilde hebben, voordat hij met haar
wilde flirten. "Wie was Korak", vroeg hij. Meriem lachte:
"Ik was gewoon hem voor een aap te houden — maar nu weet ik,
dat hij een mens is", antwoordde zij met de klemtoon op dit
laatste woord. "Een blanke man", vroeg Baynes. "Was hij jouw
— eh — ?" De heldere, mooie ogen van het meisje keken recht
in de zijne. Zij was te onbedorven om te begrijpen waar hij
op doelde. Zij lachte vrolijk: "Neen, hij was mijn broer
niet. Korak — was alleen Korak!" en weer lachte ze, toen het
tot haar doordrong, dat zij nooit te voren had nagedacht
over de band, die haar en Korak had verbonden. Morison
zweeg. Maar hij dacht aan een zekere woning vol luxe, die
hij in Londen bezat. De laatste avond, dat ze bij elkaar
waren, zat Meriem gedurende een dans met Baynes onder de
tropische maan op de veranda. Ze had geboeid naar zijn
verhalen over Londen en Parijs geluisterd, die haar als
sprookjes klonken. Na een kort stilzwijgen boog hij zich
over haar heen en drukte zijn lippen op haar wang. Hij sloeg
zijn armen om haar heen en ze deed geen moeite zich hieruit
los te maken. "Ik houd van je!" fluisterde hij. Ze
antwoordde niet. "Zeg me", zei hij "dat jij ook van mij
houdt". Op het ogenblik dat zijn lippen haar wang hadden
beroerd zag ze als in een visioen Korak voor zich. Ze zag
zijn gezicht, zij voelde zijn lippen branden op de hare en
voor het eerst wist ze, wat liefde was. Ze draaide zich
vriendelijk naar Baynes. "Laat ons wachten", zei ze. "Ik ben
nog te jong om te trouwen". Morison was echter niet van plan
geweest haar ten huwelijk te vragen. "Goedenacht", zei ze en
liet hem alleen. Baynes stak een sigaret op, blies de rook
naar de maan en glimlachte.

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.