De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(23)
67. De gasten vertrokken, begeleid
door Bwana, die hen op hun reis van een week naar het
dichtstbijzijnde station zou brengen. Morison Baynes bleef
nog wat logeren en stond met "Liefste" en Meriem de gasten
na te wuiven vanaf de veranda. De jonge Engelsman liet nu
geen ogenblik verloren gaan om lieve woordjes in Meriems
oren te fluisteren. Steeds weer drong hij er op aan, dat zij
met hem mee zou gaan naar Londen en zei, dat ze zouden
trouwen, zodra ze zijn huis bereikt hadden.
Gedurende de afwezigheid van Bwana had zijn opzichter een
nieuwe hulp aangenomen, die luisterde naar de naam Hanson.
Hij was een grote, goedgebouwde man van ongeveer dertig
jaar, blond en gladgeschoren. De enkele keren, dat Meriem
deze nieuweling ergens trof, was hij opdringerig familiaar
tegen haar, terwijl ze daarvoor niet de minste aanleiding
gaf. Hij moest Baynes naar het Noorden begeleiden, naar de
karavaanweg. Bij het opgaan der zon zag Meriem vanuit haar
slaapkamer de kleine groep vertrekken. Meriem had Morison
Baynes de vorige avond ontweken en had hem ook geen vaarwel
gezegd. Zij voelde zich onbehaaglijk in zijn nabijheid.
Waarom had hij tegen Bwana niet over zijn liefde voor haar
gesproken? Waarom vond hij het niet goed, dat zij er met
Liefste over sprak? Dit alles hield de gedachten van het
jonge meisje bezig. Doch nu hij vertrokken was, miste Meriem
zijn vrolijk gezelschap. Hield zij van hem? Ze kon hierop
geen antwoord geven toen zij die dag door de tuin wandelde.
Zij had geen rust. Voor het eerst sinds Meriem bij hen was
gekomen, voelde zij zich een gevangene in het huis van Bwana
en Liefste. 's Avonds hoorde zij voetstappen achter de
rozenhaag en zag een hand, die haar iets overreikte. Het was
een brief van Baynes. "Ik kan niet weggaan zonder je weer te
zien", schreef hij. "Kom naar de vlakte morgen om mij
vaarwel te zeggen."
68. Doch toen ze de afgesproken plaats
naderde, was ze verbaasd niet Baynes daar te vinden, maar
twee andere ruiters. Ze bleef staan, toen ze zag, dat een
van hen Hanson was. "Mr. Baynes heeft een ongeluk gehad. Hij
viel van zijn paard en heeft mij gezonden, om u te halen en
bij hem in het kamp te brengen". Door de duisternis kon
Meriem niet zien, dat er een triomfantelijke uitdrukking in
de ogen van de man was gekomen. Met haar gedachten vol van
deze onverwachte keer der gebeurtenissen volgde Meriem
Hanson. Zij reden de hele nacht. Het meisje wist niet waar
het kamp lag. Hanson had de zadeltas vol met proviand. Ze
hielden stil om te ontbijten en reden daarna verder.
Tenslotte werd Meriem achterdochtig. Daarbij kwam, dat de
houding van de man veranderd was. Enige malen betrapte zij
hem erop, dat hij haar met een eigenaardige blik aanstaarde.
Langzaam kwam er een herinnering bij haar boven — ergens —
lang geleden had zij deze man meer gezien. Eindelijk kwam
zij uit de jungle en aan de tegenovergestelde oever van de
rivier zag Meriem een kamp. "We zijn er" zei Hanson. Hij
schoot zijn revolver af en negerjongens kwamen aanroeien.
Toen ze naar Baynes vroeg, wees Hanson haar een tent, die
alleen stond in het midden der afsluiting. "Hier is hij",
zei hij, en hield de tent voor Meriem open. Binnengekomen
zag zij, dat de tent leeg was. "Waar is Baynes?" vroeg ze.
"Hij is hier niet", antwoordde Hanson grimmig. Hij lachte,
terwijl hij naar Meriem toe liep en haar vastgreep. Ze
worstelde om los te komen. Terwijl zij vocht kwam plotseling
de herinnering aan eenzelfde scene voor haar geest en zij
herkende haar aanvaller. Het was Malbihn, de Zweed. Maar
thans was Bwana er niet om haar te redden.
69. Vele mijlen naar het Westen zat
Baynes voor zijn tent, terwijl Meriem vocht in de greep van
de Zweed. Hij riep zijn jongen om meer hout op het vuur te
doen. Hij had Hanson gezonden in plaats van zelf te gaan om
Meriem te halen, doch toen de tijd verliep en zij niet
kwamen opdagen, begreep hij, dat hij misleid was. Na een
slapeloze nacht drong het tevens tot hem door, dat hij met
slechts weinig voedsel en een zwarte bediende in de wilde
jungle achtergelaten was. Terwijl hij zich voorstelde wat
het vermoedelijke lot van Meriem zou zijn in de handen van
de Zweed, werd zijn woede groter. Doch hij had dit aan
zichzelf te wijten. Hij schaamde zich en overlaadde zichzelf
met verwijten. Kon hij zijn fout nog goedmaken? Hij kon het
immers proberen. Vele uren later vond hij het spoor der
paarden.
Terwijl Meriem met Malbihn vocht, drukte hij haar armen
tegen haar lichaam en haar hoop vervloog. Ze wist, dat het
nutteloos was om hulp te roepen. Terwijl haar krachten zich
bijna begaven, kwam haar hand in aanraking met zijn
revolver, die in de holster op zijn heup zat. Vlug trok zij
het wapen er uit. Instinctief vlogen de handen van Malbihn
naar zijn heup om haar tegen te houden, maar Meriem had het
al vast en richtte het op zijn hart en haalde de trekker
over. Doch tevergeefs. De revolver was niet geladen. Malbihn
wilde haar weer beetpakken. Een ogenblik ontsnapte ze hem,
maar vlak bij de opening van de tent ving hij haar, maar
Meriem greep de lange revolver bij de loop, zwaaide haar
boven haar hoofd en liet haar met een harde slag op het
gezicht van Malbihn neerkomen. Met een kreet van pijn en
woede strompelde de man achteruit, verloor zijn evenwicht en
viel bewusteloos op de grond.

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.