Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs
(6)
16. Geduldig raadpleegde Tarzan de
resten van het kamp. "Er waren ongeveer acht mannen. Ik kan
zien waar ze in het gras gelegen hebben, Ze aten een taaie,
oude beer, daaruit weet ik, dat zij geen vuurwapenen hadden
om iets beters buit te maken." "En waren er blanken bij?"
vroeg Wood? De aapman knikte. "Enkele van de afgekloven
beenderen zijn gespleten en het merg is er uitgehaald. Dat
is de gewoonte bij de inboorlingen. Andere beenderen waren
gaaf. Dat doet blanken vermoeden. En ik zie in het gras de
indrukken van touwen, die om pakken gezeten hebben. Alleen
blanken hebben bagage bij zich. Wood keek ingespannen naar
de grond, doch haalde zijn schouders op. Hij kon niets zien.
"Als je hun spoor kan vinden," vroeg hij zacht, "dan zullen
wij haar volgen." "Niet wij," antwoordde Tarzan vast, "ik
reis veel vlugger alleen. Ga naar mijn kamp terug. Doe wat
ik zeg, dat is alles." En dat was alles. Tarzan keerde zich
om en snelde weg, met gebogen hoofd het spoor volgend.
Onvermoeid legde hij de ene mijl na de andere totdat de
duisternis inviel. De volgende dag ging hij verder. Toen
kwamen er donkere wolken opzetten en even later begon het te
stortregenen. Daarmede was het spoor voor altijd uitgewist!
17. Terwijl de regen het spoor
wegvaagde, hield Tarzan onder een boom stil om na te gaan
wat zijn volgende stap zou zijn. Hij was in het land van de
Bantango's, een oorlogszuchtige kannibalenstam. Misschien
kwamen de ontvoerders van Gonfala uit deze richting, want er
bevonden zich Bantango's bij hen. Of misschien was het
mogelijk, dat Gonfala en haar ontvoerders op hun beurt door
de Bantango's gevangen waren genomen. In ieder geval besloot
de junglekoning dat het goed zou zijn een bezoek te brengen
aan het opperhoofd. Waar het dorp precies lag, wist hij
niet, maar dat zou hij wel vinden. Hij beklom een heuvelrug,
vanwaar hij naar beneden keek in een grote mooie vallei. In
het midden lag een dorp, groter dan de andere. Dit, wist
hij, was zijn doel. Maar hij moest wachten tot het invallen
van de duisternis. Toen het donker was, stond hij op en
rekte zich uit. Zijn bewegingen waren als die van een leeuw,
die op zoek naar voedsel is. Maar Tarzan van de Apen liep
onhoorbaar voort.
18. Tarzan daalde nu van de heuvel af
tot vlak bij het dorp. Voorzichtig betastte hij de palissade
en gluurde door de openingen tussen de palen. Niets van
hetgeen hij zag deed vermoeden, dat de wilden enige blanken
gevangen hielden, maar Tarzan was niet tevreden. Hij wilde
aan de andere kant van de palissade komen en klom in de
takken van een boom, die er boven uitstak, doch hij wist,
dat hij gedurende de rust en de stilte, die er heerste zich
niet ongemerkt naar beneden kon laten zakken. Het scheen
etenstijd te zijn in het dorp. Met het geduld van een dier,
dat zijn prooi besluipt, wachtte de koning der jungle. De
inboorlingen hielden na het eten hun siësta. Er verliep een
uur. Toen werden de wilden opgeroepen door dezelfde
primitieve muziek, die de dansvloeren in de beschaafde
wereld met dansers vult. Een neger-kapelmeester verzamelde
zijn muzikanten en het dansen begon. Dat was het ogenblik
waarop Tarzan had gewacht. Te midden van het luide
geschreeuw van de dansers en het slaan op de trommen klom
hij boven in de palissade. Maar zijn uiterste verwachting
was niet voorbereid op hetgeen hij zag.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.