home

Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs

(11)


31. Gonfala stond huiverend in het donker, terwijl ze verwachtte, dat Spike het dorp zou laten afzoeken naar haar, maar hij kwam niet. Spike dacht, dat ze nog steeds in de hut was, waar hij Troll had gedood en was naar zijn eigen hut gegaan om zijn wonden te verzorgen. Maar Troll was niet dood. 's Morgens vond Spike hem midden in de dorpsstraat, terwijl hij in zichzelf zat te praten en naar de grond keek. Met een gevoel van afkeer stelde Spike vast, dat de man niet eens erg gewond was. Troll keek op, toen de ander naderde. "Wat is er gebeurd?" vroeg hij. Spike keek hem argwanend aan, en toen verbijsterd. "Je bent tegen een boom aangebotst," zei hij. "Een boom?" herhaalde Troll zacht, "ik heb nog nooit een boom gezien, wat is dat voor een ding?" Nu kwam Gonfala naar hem toe, blij te zien, dat Troll nog leefde, zodat ze niet met Spike alleen behoefde te blijven. Troll keek naar haar. "Wie is die dame?" Spike keek Gonfala aan en tikte tegen zijn voorhoofd. "Gek! Volslagen krankzinnig!" fluisterde hij. Het meisje schrok. Wat een ontzettend noodlot had hier zijn hand in het spel — een van haar ontvoerders een gewetenloze schurk, de ander een krankzinnige!




32. En weer ging de eigenaardige stoet op weg naar de geheimzinnige vallei uit Spike's dromen. Spike liep vooruit met de gidsen, die het bevriende opperhoofd hem had meegegeven. De idiote Troll liep naast Gonfala en keek haar met wijde, verbaasde ogen aan. "U lijkt op mijn zuster", zei hij eindelijk. Gonfala kreeg plotseling een inval. Misschien was het mogelijk, dat zij daarmede den zieke hielp. "Ik ben je zuster," zei ze zacht; "ik ben je zuster Gonfala". De ogen van Troll begonnen gelukkig te schitteren. "Gonfala? O ja, natuurlijk, Gonfala — mijn zuster". Hij lachte warm en beschermend. "Ik ben blij, dat je hier bent," verklaarde het meisje, "want je zult er voor zorgen, dat niemand mij kwaad doet, nietwaar?" "Jou kwaad doen? Dat kunnen ze beter uit hun hoofd laten!" verklaarde Troll met klem. Ze liepen Spike achterop, die stil gehouden had en met de gidsen sprak. "Die ezels willen niet verder mee," verklaarde Spike boos. "Ze zeggen, dat het land verderop "taboe" is. Ze zeggen, dat er blanke mensen wonen, die ons gevangen zullen nemen en ons tot voedsel aan de leeuwen zullen geven, of slaven van ons maken!"




33. De gidsen waren standvastig. Zij weigerden de vallei door te gaan, waar, naar ze zeiden, vreemde blanke mensen hen gevangen zouden nemen en hen voor de leeuwen gooien. "Laat ons teruggaan," stelde Gonfala voor. "Wat zou het voor nut hebben, Spike? Als je gedood wordt zal de diamant je geen goed kunnen doen". Spike mopperde in zichzelf, terwijl het meisje vervolgde: "Als je mij veilig bij mijn vrienden terugbrengt, weet ik zeker, dat ze je de diamant zullen laten houden." De man schudde zijn hoofd. "Daar komt niets van in. Als ik een van beiden moet opgeven, zal ik eerst de diamant opgeven. Maar — ik wil ze beiden hebben!" En zo vervolgden ze hun tocht zonder de gidsen in deze ondoordringbare wildernis. Drie dagen later volgden ze een tamelijk breed pad door het bos, toen een van de zwarten plotseling stilhield, luisterde en naar iets wees. "Daar komen mensen!" fluisterde hij. Spike schrok ervan. Misschien waren dit de ongastvrije mensen, waar de gidsen bang voor waren, de mensen, die hun gevangenen voor de leeuwen gooiden. "Hier — hier heen," riep Spike zacht. "Hier is een smal pad, dat van het grote afwijkt. We kunnen ons verstoppen. Onderwijl klonken de stemmen al van dichtbij.


 


De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.