home

Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs

(14)


40. Tarzan klom naar beneden naar de vallei en stak het leeuwenveld voor de Gouden Stad over. Het Leeuwenveld! Wat voor herinneringen wekte dit. Hier, onder de bevelen van de wrede koningin Nemone, was hij omringd geweest met leeuwen, doch hij had weten te ontkomen. Nu echter, met zijn vrienden aan het bewind, zou hij welkom zijn in Cathne. Rustig liep hij de open ruimte over, totdat hij voor de gouden brug stond. Een van de wachters herkende hem. "Tarzan!" riep hij vol vreugde. En alle krijgers renden naar den aapman toe om hem te begroeten. De kapitein, een edelman, die Tarzan heel goed kende, vergezelde hem naar het paleis. "Alextar zal blij zijn U te zien," zei hij. "Als U er niet geweest was, zou hij nu geen koning geweest zijn, — ja, zou hij nu zelfs niet meer in leven zijn. Wacht hier in de antichambre, ik zal hem laten weten dat U er bent!" Het wachten duurde lang in de kamer, die geheel behangen was met jacht-tropheeën. Toen de kapitein terugkwam, stond zijn gelaat bezorgd en met hem, dat van twintig andere krijgers. "Het spijt me, Tarzan", sprak hij, "maar ik heb bevel gekregen, je gevangen te nemen".




41. "Ik moet je arresteren", verklaarde de kapitein van de wacht. Zijn toon verried, dat hij dit allesbehalve prettig vond. Tarzan keek naar de twintig grote speren rondom zich en zweeg. Of hij verwonderd was of beledigd, hij liet er niets van blijken. En weer was hij als een wild dier gevangen door zijn doodsvijand — en hij wilde hem niet de voldoening geven om uitlegging te vragen. De gewapende wacht ontnam Tarzan zijn wapens en bracht hem naar een vertrek, met een getralied venster op de tweede verdieping van het paleis. Nadat ze hem hadden verlaten en de deur hadden afgesloten, inspecteerde Tarzan vlug het vertrek, op zoek naar een kans om te ontsnappen. Doch waarom trachten te ontkomen als hij wist, dat hij in de handen van de bewakers rond het paleis terecht zou komen? Hij liep naar een bank en ging er op liggen. Onbewust van het gevaar of misschien juist daarom, sliep hij in. Het was reeds donker, toen hij ontwaakte, doordat de deur van zijn cel geopend werd. Tarzan sprong op. Was dit de boodschapper van het lot, dat hem wachtte?




42. Toen de celdeur geopend werd, riep een stem: "Tarzan!" De ogen van den aapman verwijdden zich. "Gemnon!" Zij legden ieder hun hand op elkaars schouder, de Cartheniaanse manier van groeten. "Het spijt me, dat je teruggekomen bent", zei Gemnon. "Ons land is heel ongelukkig." "Alle landen, waar mensen wonen, zijn ongelukkig", beweerde Tarzan. "Mensen zijn veel dommer dan dieren. Doch wat is hier gebeurd, dat alles zoo veranderd is?" Gemnon vertelde vlug wat er voor misère in Cathne was. Alextar, de nieuwe koning, was een zwakkeling en een domoor. Hij was onder de duivelse invloed geraakt van Tomos, die nu eigenlijk de regeerder van het land was. "Toen jij hier vroeger was," zei Gemnon verder, "was Tomos je doodsvijand. Hij heeft verschillende pogingen gedaan om je te doden; maar steeds wist je te ontsnappen. Misschien deze keer —" "Wat denk je dat hij met me doen wil?" vroeg de aapman. Zijn vraag scheen meer gedaan uit verbazing dan uit vrees. Gemnon haalde moedeloos zijn schouders op. "Wie weet het? Misschien een dolk — of vergif... of misschien wordt je voor de koninklijke leeuwen geworpen als voedsel."


 


De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.