home

Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs

(15)


43. "Je kunt er op rekenen, dat Tomos je op de een of andere manier zal doden", verklaarde Gemnon, "en ik ben hier om je te redden, als ik kan, maar ik heb nog geen plan. Een van mijn vrienden is vannacht kapitein van de wacht, maar als ik je deur openlaat en je ontkomt, dan wordt mijn vriend morgen door Tomos terecht gesteld." "Ik zie nu ook nog geen mogelijkheid om te ontkomen," zei Tarzan, "en jij moet nu gaan. Je brengt je leven in gevaar door hier bij me te blijven. Geef me slechts je dolk, misschien zal ik die nodig hebben." Gemnon verdween en Tarzan sliep spoedig weer in. Hij had meer het temperament van een wild dier dan van een mens. Als naar gewoonte ontwaakt Tarzan bij het aanbreken van de dag. Daarna zat hij rustig te wachten. Hij was er van overtuigd, dat hij die dag het lot zou leren kennen, dat Tomos, zijn doodsvijand, voor hem had bestemd, Hij had er nog geen idee van op welke wijze hij zou kunnen ontvluchten. Ongeveer een uur voor de middag hoorde hij voetstappen. Misschien bracht de wacht hem voedsel en water. Maar toen ze binnentraden, zag de aapman, dat ze slechts wapens in hun handen hadden. Wat had een mens, die ter dood veroordeeld is, trouwens ook aan eten en drinken?




44. Terwijl de wacht den koning van de jungle naar het plein voerde, begreep deze, dat hij er slecht aan toe was. Daar kwam de stoet van edellieden en krijgers aan, het leeuwenregiment, de lijfwacht van den koning — en een enkele grote leeuw door vier zwarte stalknechts aan den teugel gehouden. Tarzan had dit alles al eens eerder gezien — in de tijd, toen hij door de lijfgarde van de koningin omsingeld was geweest. Vandaag was het de lijfgarde van den koning, maar thans kon hij niet verwachten, dat een wonder hem uit de klauwen van den hongerigen leeuw redden zou, zoals de vorige keer. Twintig speerdragers bewaakten Tarzan, zo groot was hun respect voor zijn kracht en handigheid. Doch nu maakten ze een ketting om zijn middel vast en het eind ervan aan de praalwagen van koning Alextar, en de stoet bewoog zich naar de Gouden Brug, die toegang gaf tot het grote leeuwenplein. Midden op het ruime plein hield de stoet stil. De krijgers met de speren gereed voor de aanval, vormden een lange doorgang. Aan het einde van deze laan loerde de dood op Tarzan, in de vorm van een hongerigen leeuw, die er speciaal op afgericht was op het ruime veld een prooi aan te vallen en te doden.




45. Tarzan keek tussen de dubbele haag van krijgers door. Hij moest tussen hen door rennen, opgewacht door den leeuw en hij kende maar al te goed de phenomenale snelheid van deze hongerige dieren. Reeds gingen de toeschouwers weddenschappen aan op welk punt het beest zijn slachtoffer zou aanvallen. De ketting, waarmede de aapman aan de wagen was vastgebonden, werd losgemaakt en de leeuw, brullend en grommend, werd naar voren gebracht, om de lucht van zijn slachtoffer in te snuiven. Tomos had leedvermaak. Hij voorzag een spoedig einde, want hij haatte Tarzan. Alextar, de koning, werd zenuwachtig. Hij was bang voor leeuwen. De weekhartige koning keek naar Tarzan, maar hij wendde zich af bij de vaste blik, waarmede Tarzan hem aankeek. "Vooruit!" riep de koning, op klagende toon, "wij vervelen ons". Haastig wilden de mannen aan 's konings verlangen voldoen en deze haast werd hun noodlottig. In een fractie van een seconde heerste er een paniek. Per ongeluk liet een van de mannen, die den hongerigen leeuw aan de teugels hielden, deze uit zijn handen glijden. Met een woedend gebrul vloog de getrainde doder op degene af, die het dichtst bij hem was, en rende daarna wild op de dicht opeengedrongen menigte toe. Uitgestoken speren konden alleen zijn vreselijke woede nog doen toenemen.


 


De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.