Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs
(24)
70. "Wie ben je?" herhaalde de stem.
"Ik ben een demon", antwoordde Tarzan met vaste stem. Het
raam werd snel dichtgeslagen. Vlug had Tarzan partij
getrokken van een bijgeloof, waarvan Gemnon hem had verteld.
De Athnenianen geloofden in een vreselijken demon, die 's
nachts rondwaarde om te doden. De aapman liep nu vlug door
de donkere, nauwe straat naar het midden van de stad, totdat
hij ten slotte aan de muur kwam, die het paleis omgaf. De
muur vormde geen obstakel voor hem. Eenmaal aan de andere
kant, liep Tarzan langs de kleine gebouwen, totdat hij bij
het grote paleis zelf kwam. Hij had gedacht, dat iedereen in
het paleis zou slapen behalve de paar bewakers, maar tot
zijn verwondering zag hij uit vele vertrekken een
lichtschijnsel komen. Gedekt door de schaduw van de bomen
kroop hij naar een raam en keek in de eetzaal, waar een
groot feest aan de gang scheen te zijn. Aan het hoofd van
een lange tafel zat een man met een dierlijk gezicht,
opgeblazen van het vele drinken. Dit was de koning. Hij
sloeg met zijn vuist op de tafel en schreeuwde met een stem
die niets menselijks meer had: "Het meisje! Haal het
meisje!"
71. "Breng het meisje hier!"
schreeuwde koning Phoros. "Welk meisje?" viel een der gasten
hem in de rede. "Het meisje. Er is slechts één meisje in
Athne, dat ik werkelijk wens te zien. Breng haar hier!" De
man schudde het hoofd. "Ik niet. Koningin Menofra zou mij
gevangen laten zetten. Roep een slaaf." "U kunt beter
niemand sturen", adviseerde een ander. "Menofra zou haar het
hart laten uitsnijden en het Uwe er bij." "Wie is hier de
koning?" vroeg Phoros. "Vraag dat aan Menofra", lachte het
gezelschap. "Huh! Ik ben de koning", bulderde Phoros, "en ik
heb genoeg van Menofra. Kom hier, slaaf, en haal het
meisje!" Terwijl de slaaf wegrende, was het alsof de meeste
gasten zenuwachtig naar de deur keken. Tarzan, die buiten
stond, luisterde. Hij voelde zich beschaamd dat hij tot
dezelfde soort schepsels behoorde als deze schurken. Hij
prefereerde de dieren van het oerwoud, waaronder hij leefde.
De meeste dieren waren moedig en zachtaardig voor hun
soortgenoten en doodden zelden uit moordlust. Slechts enkele
soorten apen, die dicht bij den mens stonden, deden dit.
Tarzan huiverde. Zijn gedachten hielden zich bezig met de
belangrijke vraag: "Was het geheimzinnige meisje Gonfala?"
72. Terwijl Tarzan wachtte, verscheen
er een grote, gespierde vrouw, die boos de eetzaal
binnentrad. Zij was een van de meest onvriendelijke vrouwen,
die hij ooit had gezien. De mond van den koning viel open.
Hij keek angstig naar zijn gasten alsof hij hulp van hen
verwachtte, doch dat kreeg hij niet. Phoros slikte luid en
vertrok zijn mond in een grijnslach. "Kom binnen, Menofra,
mijn levensgezellin. Kom bij ons en help ons feestvieren."
"Feestvieren, waarvoor?" snauwde de koningin. Met gezwollen
ogen keek Phoros hulpeloos naar den man, die naast hem zat.
"Waarom vieren we feest?" vroeg hij. Menofra liep woedend
naar den koning toe. "Probeer het maar niet uit te leggen.
Ik weet het wel. Je praatte te hard, Phoros en mijn oren
zijn nog uitstekend. Je hebt om een meisje gestuurd. En ik
weet om welk meisje. Dat zwart-harige mormel, dat tezamen
met de twee mannen gevangen is genomen." De ogen van de
koningin vernauwden zich dreigend. "Ik zal op je passen,
Phoros en op het meisje. Ik zal haar naar je toe sturen,
maar in gedeelten en niet levend zooals jij bedoelt."
Tarzan, die luisterde naar het gesprek, was er nu zeker van,
dat "het meisje" Gonfala was en dat Menofra besloten had
haar te vermoorden.
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.