Tarzan van de Apen
door Edgar Rice Burroughs
(10)
28. Het was een welvoorziene Tarzan,
die daar midden in de troep van Kerchak belandde; met trots
vertelde hij de avonturen, die hij beleefd had en bewees
door zijn buit te tonen, dat hij de waarheid sprak. Kerchak
was jaloers op dit vreemde lid van de troep en bedacht iets
om zijn haat op Tarzan te kunnen koelen. Een maand lang
oefende Tarzan met zijn pijlen en boog. Gedurende die tijd
onderzocht hij de hut verder; enkele foto's en een kistje,
dat het dagboek van zijn vader bevatte, ontdekte hij,
evenals een medaillon met diamanten bezet, dat aan een
ketting hing. Dit trok vooral zijn aandacht. Hij deed het om
zijn hals, in navolging van de zwarte mensen, die hij
bezocht had. Toen zijn pijlen verbruikt waren, wilde hij
zijn voorraad weer aanvullen en haalde dezelfde streken uit
als vroeger, terwijl de negers een kannibalenfeest vierden.
Zij waren dodelijk verschrikt door deze nieuwe verschijning
van een ongeziene, onaardse duivelse macht. Naar de troep
teruggaande, ontmoette Tarzan Sabor, de leeuw en zond een
pijl op hem af. Terwijl hij de mooie huid van de gedode
leeuw meenam, haastte hij zich naar de troep, die zich om
hem heen verzamelde om zijn nieuwe buit te bewonderen.
Alleen Kerchak bleef achter en zijn woede werd steeds
groter. Plotseling kreeg Kerchak een idee. Hij sprong
bijtend en woest om zich heenslaande midden in zijn troep.
"Kom hier Tarzan," riep hij, "kom en vecht." Ademloos
wachtte de troep toen Kerchak grommend naar Tarzan toeging.
Deze was op zijn hoede en stak Kerchak zijn mes in het hart.
De strijd was gauw beslecht. Het grote lichaam sidderde en
zonk achterover. Kerchak was dood. Nu was de jonge Lord
Greystoke de "Koning der Apen".
29. De apen waren meer dan tevreden
met Tarzan als hun nieuwe koning. Er was voedsel in
overvloed. Hij beslechtte rustig al hun ruzies. Nu ging hij
met de troep landwaarts naar de plaats, waar nooit een mens
een voet had gezet. Maar hij bracht steeds meer tijd door
ver van de troep. Hij had genoeg van het koningschap en
verlangde naar de kleine hut en de door de zon beschenen
zee. Naarmate hij ouder werd, merkte hij, dat hij in heel
andere dingen belang stelde dan de andere leden van de
troep. Hij hield meer van de rust en de eenzaamheid van de
hut dan van zijn leiderschap over de troep wilde apen. Hij
had nog één vijand. Voordat hij afstand deed van zijn
koningschap over de apen wilde Tarzan de gemene Terkoz
onderwerpen, zonder gebruik te maken van mes of pijl en
boog. Op zekeren dag overtrad Terkoz de wetten van de troep
door een oude apin aan te vallen. Hij stoorde zich niet aan
Tarzans bevel, haar met vrede te laten. Nooit had de aapmens
zo'n vreselijk gevecht geleverd sinds de dag, waarop
Bolgani, de koning der gorilla's, hem zo vreselijk had
gewond. Maar hij behaalde de overwinning, ofschoon hij zijn
vijand niet doodde. Deze keer spaarde hij Terkoz na hem
gedwongen te hebben uit te roepen: "Kagoda", hetgeen
betekent: "Ik geef me over". De hele troep hoorde dit — en
was verbaasd. Tarzan liet hem gaan. Voordat de duisternis
viel, riep hij de oude apen bijeen. "Tarzan," zei hij, "gaat
terug naar de troep van zijn eigen volk. Jullie moeten een
andere koning kiezen. Tarzan komt niet terug." Daarna ging
hij op zijn doel af, het vinden van andere blanke mensen
zoals hijzelf.
30. Het duurde vele dagen voordat de
wonden van Tarzan, opgelopen in de strijd met Terkoz, de
opstandige aap, weer geheeld waren. Daarna ontmoette hij op
een dag opnieuw drie negers, die hij overviel, en hun
wapens, hoofdtooi en andere wonderlijke sieraden afnam. De
wilden, dodelijk bevreesd, dachten dat hij een onbekende,
vreselijke god was.
"Munango-Keewati", noemden zij hem, de "duivelsgeest van het
oerwoud" en geloofden, dat degene, die hem zag zou sterven.
Daarom gaf de koning bevel pijlen en voedsel voor hem neer
te leggen, even buiten het dorp, om hem goedgunstig te
stemmen; zolang zij hem hiervan voorzagen, dachten zij, zou
hij hun geen kwaad doen. Tarzan keerde naar de hut terug.
Toen hij de kust in zicht kreeg, wachtte hem een vreemd en
ongewoon schouwspel. Op de rustige golven voor de
natuurlijke haven lag een groot schip en op de kust werd een
kleine boot aan land getrokken. En — mensen als hij zelf —
deden dat. Hij kroop dichterbij, zag, dat de mannen luid
spraken, gesticuleerden en hun vuisten balden. Toen legde
een kleine man zijn hand op de schouders van een reus naast
hem en wees naar het bos. Toen de grote man omkeek, schoot
de kleine hem in de rug, de grote viel dood voorover. De
knal van het wapen, het eerste schot, dat Tarzan hoorde in
zijn leven, vervulde hem met verbazing. Waren die blanken
zijn broeders? Nu lieten de mannen de boot te water,
sprongen er in en roeiden weg naar het grote schip. Tarzan
sloop terug naar de hut en.... vond alles overhoop gehaald!
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.