home

Tarzan en de Verboden Stad
door Edgar Rice Burroughs

(16)
 


46. Thome en Lal Taask komen eindelijk bij een opening in de rotsen aan. "Volgens de kaart begint hier het pad naar Athair", zegt Thome, terwijl hij naar een ruw, nauw pad wijst dat vlak langs den rand der rotsen loopt. "Dat kunnen wij niet volgen", zegt de Hindoe zacht, "daar zou zelfs een gems geen kans voor zien." "O, dat geeft niet, wij zullen het wel kunnen", antwoordt Thome, "denk maar aan den vader der diamanten." Lal Taask tracht zijn zenuwen meester te worden en volgt zijn meester op het smalle, gevaarlijke pad. Langzaam klimmen zij omhoog. Als de nacht invalt hebben zij een klein platform bereikt, dat hun als een veilige haven voorkomt na den vreeselijken tocht langs de rotsen. "Ik heb het gevoel, dat wij worden gadeslagen", zegt Lal Taask eensklaps huiverend. "Dwaas!" bromt Thome, "wie kan ons hier nu gadeslaan?" "Daar, o, lieve help!" schreeuwt Taask en hij valt op den grond alsof hij door den bliksem is getroffen. Thome kijkt nu in de duisternis en ziet een lichtenden doodskop, die langzaam tusschen de boomen heen en weer beweegt.



47. Atan Thome is geen lafaard, maar hij trilt nu toch als een espenblad bij het zien van dien lichtenden doodskop tusschen de donkere boomstammen. Daarna klinkt er een holle stem, die in de Swahili-taal roept: "U bevindt zich op verboden terrein. Zoodra de zon opkomt, moet U terugkeeren!" Thome is niet gemakkelijk van zijn standpunt af te brengen. Hij trekt zijn revolver te voorschijn en vuurt snel op den doodskop, doch het spookachtige gezicht blijft op zijn plaats en de griezelige stem spreekt opnieuw: "U kunt mij niet dooden, want ik ben de dood zelf. Ik ben onsterfelijk!" Atan Thome wordt nu ook bang. Hij is geneigd om toe te geven. "Goed", roept hij, "zoodra het dag wordt, zullen wij teruggaan." Terwijl hij spreekt, verdwijnt het spook. Enkele minuten later komt Lal Taask weer bij uit zijn bewusteloosheid en bevend zitten de beide mannen tezamen. Bij het aanbreken van den dag beginnen de mannen het gevaarlijke pad weer terug te gaan, nog geheel ontdaan door hetgeen zij in dien nacht hebben meegemaakt, doch opeens houdt Thome stil en zegt: "Kom, we moeten niet opgeven, misschien was het alleen maar een truc om ons bang te maken." Daarna laat hij er op volgen: "Ik zou de houding van den grooten Tarzan wel eens willen zien, als hij dat spook tegenkomt."



48. Atan Thome en Lal Taask, die de opening in de rotsen bereikt hebben en juist besluiten, toch het pad opnieuw te bestijgen, omdat zij aan den vader der diamanten denken, willen zich omdraaien om aan dit voornemen gevolg te geven, als zij zich opeens omringd zien door een dozijn vreemde blanke krijgers, die uit de spelonken te voorschijn komen en hen omsingelen.......
Intusschen voert Tarzan zijn vrienden aan, totdat zij in het gezicht komen van de vreeselijke Tuen-Baka. "Daar is het!" roept Magra uit, "de verboden stad ligt in den krater." "Hoe weet je dat?" vraagt Tarzan. "Dat heb ik op de kaart gezien", antwoordt het meisje. Ondanks al de pogingen, die Magra in het werk stelt, om Tarzan er van terug te houden, besluit deze op onderzoek uit te gaan. In zijn avontuurlijk jungle-leven heeft hij vele vreemde belevenissen gekend en ze alle overwonnen. Maar hij heeft nooit voor zulke vreemde en verschrikkelijke geheimzinnigheden gestaan, als die hem nu wachten. Eenmaal over de rivier vervolgt hij zijn weg over rotspunten en kloven. Totdat zijn aandacht wordt getrokken door een brommend en sissend geluid. Vlug kijkt hij naar beneden en daar ziet hij een blanken krijger, die tegenover een creatuur staat, dat hij nog nooit in zijn leven gezien heeft.





De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.