Tarzan en de Vuren van Tohr
door Edgar Rice Burroughs
(13)
37. Tarzan was niet erg ingenomen met
den loop der gebeurtenissen. Hij en zijn vrienden waren
gevangenen van de gele reuzen, en Mungo, hun aanvoerder, had
onomwonden gesproken van de geheimzinnige Ahtea, in wier
handen het lot van de gevangenen zou rusten. En nu vroeg
Mungo: "Geef me de vuurstokken!" — "Huh!" mopperde Perry,
"ik ben niet van plan mijn geweer aan een wilde te geven."
"U niet geven, Mungo nemen!" bromde de reus. De vechtende
Ier wendde zich tot Tarzan. "Laten we met hen vechten. Zeg
één woord en ik schiet!" De ijzeren spieren van Tarzan
spanden zich. Ook hij wilde wel vechten voor zijn vrijheid,
maar zijn gezond verstand won het van deze impuls. "Dan
zouden we allen worden gedood," zei hij grimmig. "Dat wil
zeggen, allen, behalve Janette. En wat zou er van haar
worden?" — "Je hebt gelijk," antwoordde Perry
terneergeslagen. "We moeten in leven bleven zolang we
kunnen, om haar te beschermen, maar op het ogenblik, dat ze
haar met één vinger durven aan te raken, zal Perry O'Rourke
voor haar vechten." — "Je hebt nu geen wapens meer,"
herinnerde d'Arnot hem. "Dat is zo, maar ik heb nog twee
handen ook," antwoordde Perry.
38. "Wij gaan!" bromde Mungo. Hij
baste een commando tegen zijn krijgers, die nu de gevangenen
langs het kronkelpad meevoerden. Na een half uur kwamen zij
bij een open veld. "Kijk! Olifanten!" riep Janette. "De stad
van Ahtea lange weg. Rijden op olifanten", verklaarde Mungo.
Op een bevel van den aanvoerder kwamen zes grote, grijze
dieren naar voren, ieder begeleid door een gelen oppasser.
Gehoorzamend aan het bevel van Mungo, stapte Tarzan naar het
voorste dier toe. De olifant stak zijn slurf uit, sloeg deze
om het middel van den aapman en tilde hem op zijn rug. De
overige gevangenen werden op dezelfde manier op de grote
dieren gezet, waarna de hele troep zich over het brede pad
haastte. Tegen zonsondergang eindigde het pad in een vallei,
welke de vorm had van een kom zonder bomen en die geheel
onbegroeid was. In het midden daarvan lag een vreemde stad.
"Stad van Ahtea", kondigde Mungo aan. "Nu gaan we ergens
heen", verklaarde O'Rourke. "Spoedig zullen we weten wat die
Ahtea is, een hij, een zij of een het, en dan horen we, wat
er met ons gebeuren gaat". "Ik weet zeker dat het niet erg
prettig zal zijn", voorspelde Majoor Burton somber.
39. Tarzan keek op de vreemde stad
neer, die met zware muren omringd was. Zo'n stad zou wel
weer een of ander mysterie herbergen. Maar ondanks zijn
nieuwsgierigheid bleef hij waakzaam en vergat geen ogenblik
het gevaar waarin ze zich bevonden. De stoet olifanten liep
het dal in, stak het plein over, en ging vervolgens een
massieve poort door, welke geopend werd, toen de dieren met
de gevangenen aankwamen. Voor een groot gebouw liet Mungo de
dieren stilhouden en op zijn bevel zetten de dikhuiden de
gevangenen op de grond.
De zes mensen werden in een ronde kamer gelaten. "Blanke
mensen hier blijven. Mungo komen gauw terug", verklaarde de
man. "Dan U praten met Ahtea!" Toen Mungo hen verlaten had,
wreef Perry nadenkend langs zijn kin. "Als die Ahtea niet in
een goed humeur is. Ik wou dat ik mijn geweer had!" — "Je
zult waarschijnlijk net zoveel kunnen vechten als je wilt,
voordat we hier uit zijn", knikte Tarzan. De gevangenen
zwegen, en dachten over hun lot na. Even later kwam Mungo
terug. "Tah-zan en blanke mensen komen nu", zei hij rustig.
"We gaan Ahtea!"
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.