Tarzan en de Vuren van Tohr
door Edgar Rice Burroughs
(14)
40. Door een net van gangen bracht
Mungo zijn gevangenen tot ze aan een brede trap kwamen, die
ze opliepen. Tot Tarzans verbazing bevonden ze zich boven op
de stadsmuur, die omgeven was door uitkijktorens. Daarna
werden ze naar een lift gevoerd, die leidde naar het, als
een fort versterkte paleis. Voor hen rammelden kettingen.
Twee grote poortdeuren gingen open en sloten zich
onmiddellijk weer achter de gevangenen. Toen hoorden ze het
geluid van wapens in de gangen en het geroezemoes van de
stemmen der bewakers. Het was onmogelijk om uit zulk een
plek te ontvluchten. Eindelijk kwam de kleine groep bij een
deur, die mooier was dan de andere. Met een speciale
ceremonie werd hij geopend en Mungo bracht de mensen in een
groot schitterend verlicht vertrek. Daar op een troon, welke
op een laag platform stond, zat een gesluierde figuur. Mungo
boog diep en beduidde zijn gevangenen hem te volgen. De
gestalte verhief zich langzaam van de troon en lichtte de
sluier op, welke op de grond viel. Alleen Tarzan gaf geen
enkel teken van verwondering. De anderen stonden verstomd
van verbazing!
41. De gevangenen keken verbaasd naar
de gestalte, toen de sluier gevallen was, want voor hen
stond een mooie, blanke vrouw, getooid met kostbare juwelen.
En hoewel ze beeldschoon was, droeg haar gezicht toch de
kentekenen van boosheid en duivelse hartstochten. Haar
scherpe ogen namen de gevangenen een voor een op, waarna ze
eindelijk het woord tot hen allen richtte. "Hoe kwamen
jullie in het land van de gele mensen? Hoe komt het, dat het
leven jullie zo weinig waard schijnt, dat jullie het geven
in de handen van Ahtea, de koningin van Tohr?" Majoor Burton
keek Dr. Wong even van terzijde aan. Tohr! Dat was het doel
waarnaar ze gezocht hadden. Ze hadden gedacht een geheel tot
ruïnes vervallen stad te zullen vinden, een dode stad,
verborgen in de jungle. In plaats daarvan was het een
levende stad, waar zij weldra het noodlot zouden ontmoeten.
Tarzan antwoordde de koningin. "U weet hoe we hier kwamen.
Mungo bracht ons". "Waarom?" vroeg Ahtea. "Vraag het hem, ik
weet het niet", zei de aapman stug. De twee keken elkaar met
ijskouden blik strak aan. Het conflict tussen hen was
geschapen.
42. Ahtea werd geprikkeld door de
kalme onverschilligheid van den knappen vreemdeling. "Wie
ben je?" vroeg ze. "Ik ben Tarzan van de apen". — "Dat
begrijp ik niet. Je ziet er uit als een mens. Sinds wanneer
zijn de mensen apen geworden?" — "Ik ben de koning van de
troep mensapen van Kerchak!" "Een koning!" Ahtea lachte.
"Een koning die slechts een lendedoek draagt als teken van
waardigheid. En wie zijn de anderen?" "Vrienden — onder mijn
bescherming", antwoordde de aapman. "De koningin lachte
ironisch. "Geloof je, dat je hen — en jezelf — kunt
beschermen tegen Ahtea?" — "Waarom niet?" vroeg Tarzan. De
donkere ogen van de koningin flikkerden boosaardig. "Je zult
het antwoord op die vraag spoedig genoeg weten. En nu — wie
is dat meisje? Is ze jouw verloofde, Tarzan?" "Neen". Ahtea
kneep de lippen samen. "Lieg niet tegen me", snauwde ze
nijdig. "Tarzan liegt niet!" zei de koning van de jungle.
Maar de koningin van Tohr was niet voldaan. Het was voor
haar vanzelfsprekend dat dit knappe paar van elkander hield.
Ze keek spijtig naar Janette en verklaarde daarna
wreedaardig: "Jullie zult weten wat je te wachten staat!"
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.