Tarzan en de Vuren van Tohr
door Edgar Rice Burroughs
(23)
67. Tarzan en zijn vrienden waren al
spoedig weer gevangen, behalve d'Arnot en Ukah, die op zo'n
geheimzinnige manier verdwenen waren. Perry O'Rourke riep
hen, doch Tarzan beduidde hem te zwijgen. "Ze zullen je geen
antwoord geven, zelfs al horen ze je, ik zal het je later
wel uitleggen," fluisterde de aapman. Op dat ogenblik kwam
Mungo terug, bedekt met schrammen en builen, die hij had
opgelopen, toen Tarzan hem van de muur had geduwd. Daarna
verscheen Ahtea op het toneel, die reeds kennis droeg van de
aanval. Als een furie kwam ze aangelopen, vergezeld van Dr.
Wong, die haar als een schaduw volgde en wien het gelukt was
bij haar in een goed blaadje te komen. Ahtea merkte op, dat
Ukah en d'Arnot verdwenen waren. "Waar zijn ze?" vroeg ze.
Tarzan haalde zijn schouders op. De koningin wendde zich
hulpeloos tot den Chinees, die de gevangenen rustig stond
aan te kijken. "Ik zou U den raad willen geven, eerst de
hele stad te laten doorzoeken," zei hij tegen haar. Ahtea
gaf Mungo bevel om te zoeken. "Wat doen we met Tarzan en de
anderen?" vroeg hij. De koningin kneep haar lippen op
elkaar, haar gelaat werd hard. "Laat hen maar aan mij over.
Ik zal hen ergens heen brengen, waar ze geen moeilijkheden
meer veroorzaken."
68. Terwijl Mungo zijn soldaten
opdroeg om naar d'Arnot en Ukah te zoeken, wendde Ahtea zich
tot de wachtende bewakers. Terwijl ze met haar hand naar
Tarzan en zijn vrienden wees, zei ze: "Naar de kerker van
Tohr met hen! Daar zullen ze veilig opgeborgen zijn — totdat
ik de straf voor hen uitgedacht heb."
Intussen bevonden d'Arnot en Ukah zich achter een
overhangend deel van het dak van een der uitkijktorens.
Gedurende het gevecht hadden ze zich daar verscholen. Toen
de bewakers verdwenen waren, keerde d'Arnot zich tot den
reus. "Dr. Wong is toch niet zo handig als ik dacht — hij
stelde voor dat ze eerst de stad zouden doorzoeken." "Dat is
vanzelfsprekend." antwoordde Ukah, "want wie zou nu gedacht
hebben, dat we zo dicht bij onze vijanden zaten!" — "Maar
waar zijn we hier? Ik weet alleen, dat Tarzan me
toefluisterde te doen wat je me zei. En jij vertelde me hier
op te klimmen. We liepen weg in plaats van te helpen
vechten." — "Het gevecht had alleen ten doel onze vlucht te
dekken," zei Ukah, "en vannacht zullen we langs de
buitenmuur naar beneden klimmen. Eenmaal in de jungle
begeven we ons naar Rathor, de stad van mijn vader, die onze
legers naar Tohr zal sturen om Tarzan en de anderen te
bevrijden — als het dan niet te laat is."
69. De duisternis viel in. Het was
middernacht voordat d'Arnot en Ukah het plan om te
ontsnappen, durfden te volvoeren, zodat ze hulp konden
brengen aan Tarzan en zijn vrienden. Ze kwamen voorzichtig
uit hun schuilhoek te voorschijn, achter de uitkijktoren en
begonnen naar de buitenmuur van Tohr te sluipen. Gelukkig
had de muur allerlei oneffenheden, die als steunpunten voor
handen en voeten konden dienen. Terwijl ze langzaam
vorderden hoorden ze dichtbij een vreemd rhythmisch geluid,
vergezeld van het getrompetter van olifanten. De geluiden
kwamen al dichter en dichter bij. Toen zagen ze toortsen het
bos verlichten. "De Tohriaanse bewakers van de jungle,
gezeten op olifanten! Niet langer klimmen! Als ze ons zien,
zijn we verloren," zei Ukah. Zijn waarschuwing klonk d'Arnot
ontmoedigend in de oren. Hij klemde zich wanhopig vast aan
een klein uitsteeksel, terwijl zijn voeten in de lucht
bengelden. "Ik kan zo niet langer blijven hangen!"
fluisterde d'Arnot. "Probeer het nog een ogenblik," verzocht
Ukah, "want er hoeft er nog maar één te passeren." — "Ik —
kan niet," zuchtte de Fransman. "Ik — ik glijd er af."
Langzaam, zonder er iets aan te kunnen doen, gleden zijn
gloeiende vingers van de steen!
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.